!n het najaar van 1994 is een start gemaakt met het verzelfstandigingsonderzoek in de
vorm van een "technisch" onderzoek. Hierbij zou aan de hand van vooral kwantitatief
inzicht in de eigen organisatie en in de markt een beoordeling worden gegeven van de
haalbaarheid van de beoogde integrale verzelfstandiging van Stadsbeheer. De eigen
organisatie diende hiertoe gegevens aan de een externe projectleider toeleveren.
In december 1994 heeft de toenmalige begeleidingscommissie gemeend de aanpak van het
onderzoek te moeten wijzigen. Het gestarte proces zou onvoldoende inzicht gaan bieden
in de werkelijke haalbaarheid van de verzelfstandiging van het huidige bedrijf Stadsbe
heer. Ook werd het traject door het management en de medewerkers ervaren als "over
ons, maar zonder ons". Het onderzoek is in januari 1995 opnieuw gestart met een meer
procesmatige aanpak waarin de organisatie intensiever bij de aanpak is betrokken en
waarbij de communicatie met de verschillende betrokken groeperingen aparte ruime
aandacht krijgt.
Dit rapport aan de algemeen directeur a.i. van de dienst Stadsbeheer bevat het verslag en
de bevindingen van het verzelfstandigingsonderzoek dat in de periode van 22 januari 1995
tot medio juli 1995 werd uitgevoerd. De verantwoordelijkheid voor deze rapportage
berust bij de projectleider van het onderzoek, drs. F.S. Poolman van Rijnmanagement bv,
Interim- en Projectmanagement, te Oosterbeek.
Opzet van het rapport
In hoofdstuk 2 worden de aanpak en de werkwijze van het onderzoek gepresenteerd. In de
hoofdstukken 3, 4 en 5 wordt de huidige situatie in beeld gebracht. Zo komt in hoofdstuk
3 aan de orde welke taken door Stadsbeheer worden uitgevoerd en hoe daar verder in het
onderzoek mee om is gegaan. Welke taken hebben waarom meer aandacht gekregen dan
andere? Welke taken komen eerder voor verzelfstandiging in aanmerking dan andere?
Hoofdstuk 4 geeft een beeld van de omgeving van de dienst Stadsbeheer, zoals over het
gevoerde beleid met betrekking tot de organisatie en enkele relevante ontwikkelingen van
en om de gemeente Leeuwarden. De situatie op de markt wordt in hoofdstuk 5 gepresen
teerd. Beoordeeld wordt of die markt voor Stadsbeheer kansen biedt.
In de hoofdstukken 6 en 7 vindt de toetsing plaats van de bevindingen van het onderzoek
en aan de gestelde criteria. In de hoofdstukken 8 en 9 worden alternatieve invoeringstra
jecten uitgewerkt en wordt een samenvatting van het onderzoek gegeven.
1.2 De bestuurlijke uitgangspunten en randvoorwaarden
De bestuurlijke uitgangspunten en randvoorwaarden bij verzelfstandiging en voor het
onderzoek kunnen in twee categorieën worden verdeeld.
De eerste groep heeft betrekking op de inhoud van een mogelijke verzelfstandiging. Deze
uitgangspunten en randvoorwaarden zijn op 9 mei 1995 door de gemeenteraad van
Leeuwarden vastgesteld:
a. Een bij voorkeur zo groot mogelijk deel van Stadsbeheer zal worden verzelfstandigd;
b. Een levensvatbare onderneming met een voldoende schaal dient tot stand te komen;
c. De rechtspositie van de medewerkers bij het verzelfstandigde bedrijf zal op zijn minst
gelijkwaardig zijn aan de huidige;
2
d. De zelfstandige onderneming zal zijn kracht ontlenen aan de gedegen kennis van, en
ervaring met de behoeften van gemeenten, gecombineerd met marktgerichte slagvaar
digheid en doelmatigheid
c. Als rechtsvorm wordt vooralsnog uitgegaan van een naamloze vennootschap met alle
aandelen voorlopig in handen van de gemeente Leeuwarden;
f. De zeggenschap van de gemeente Leeuwarden over de kwaliteit van het door de
onderneming te leveren werk zal geregeld moeten zijn;
g. De verzelfstandiging vindt voor de betrokken taken in een keer plaats. Indien nodig
kan worden gefaseerd.
g. De gemeente is bereid om het werkpakket voor een nader te bepalen termijn aan het
verzelfstandigde bedrijf te garanderen;
h. Deze verzelfstandiging dient een grotere doelmatigheidsverbetering op te leveren dan
het verbeteren van de bedrijfsvoering in eigen beheer oplevert;
i. De gemeente is bereid om wanneer met de verzelfstandiging kosten gemoeid zijn, deze
voor te financieren.
Het betreffende besluit is als bijlage I toegevoegd. De haalbaarheid van een verzelfstandi
ging en de vorm ervan zullen aan deze uitgangspunten en randvoorwaarden worden
getoetst.
Bestuurlijk zal de haalbaarheid van externe verzelfstandiging ook moeten worden
beoordeeld aan de hand van vragen die meer met de omgeving van de feitelijke verzelf
standiging hebben te maken dan met het object van onderzoek zelf:
- Draagt verzelfstandiging daadwerkelijk bij tot een doelmatiger functioneren van het
gemeentelijke apparaat?
- Draagt de verzelfstandiging bij aan de realisering van een kleiner en flexibeler ambtelijk
apparaat? En komt de organisatie daadwerkelijk op afstand van het gemeentebestuur?
- Wat zijn de effecten op de werkgelegenheid, zowel bij het gemeentelijk apparaat als
voor Leeuwarden? Zijn er effecten die bestuurlijk onaanvaardbaar zijn?
- Welke mate van sociale onrust vindt het gemeentebestuur aanvaardbaar bij realisatie
van een verzelfstandiging?
- Welke mate van grip houdt het gemeentebestuur op de uitvoering van de taken door een
verzelfstandigd bedrijf?
- Welke voor- en nadelen ondervindt Leeuwarden als gevolg van een verzelfstandiging bij
toekomstige bestuurlijke vernieuwingen? Welke positie wil je als gemeente innemen bij
het overleg met andere gemeenten of bestuurslagen over de samenwerking bij
uitvoerende taken?
Bij de beoordeling van de haalbaarheid van verzelfstandiging zal ook op de bovenstaande
vragen moeten worden ingegaan.
1.3 Overige uitgangspunten en randvoorwaarden
Een van de bestuurlijke uitgangspunten bij de verzelfstandiging van Stadsbeheer is dat
verzelfstandiging haalbaar kan zijn wanneer een levensvatbare onderneming ontstaat. Dit
uitgangspunt laat zich als volgt nader uitwerken: Is de organisatie Stadsbeheer geschikt
om te worden verzelfstandigd? Of kan hij daarvoor binnen een acceptabele termijn en
onder welke voorwaarden geschikt worden gemaakt?
3