Blad 2
aanvullend onderzoek om de kwaliteit van de bovenlaag
nauwkeurig in beeld te brengen.
De kosten van de totale sanering, inclusief de meerkosten
die samenhingen met de verwerking van de vrijkomende ver
vuilde grond bij de toekomstige parkeergarage met de infra
structuur, werden geraamd op 24 miljoen. Het aandeel van de
gemeente Leeuwarden bedroeg 3,5 miljoen. De verdeling van
de verschillende posten staan gedetailleerd vermeld inhet
raadsvoorstel "Bestuurlijke overeenkomst sanering Hoekste-
rend" van 25 april 1994. De dekking van de gemeentelijke
kosten is aangegeven in de "Kredietaanvraag Sanering Hoek-
sterend" van 17 december 1994. De bestuurlijke overeenkomst
heeft betrekking op de sanering van de landbodem.
Ten aanzien van de noodzaak de waterbodem "multi- functio
neel", dit wil zeggen "schoon" te saneren, bestaat overeen
stemming tussen de drie overheden. De sanering van de
waterbodem is afgezonderd van de landbodem, omdat er een
directe relatie bestaat met de kwaliteit van de bodem van
de aansluitende stadsgrachten (hercontaminatie)Tevens
geldt het principe bij VROM dat de waterbeheerder (gemeen
te) verantwoordelijk is voor het deel van de bodem/slib dat
om nautische reden (op diepte houden) verwijderd moet wor
den. Beide aspecten hangen nauw samen met het totale ge
meentelijke baggerbeleidDe saneringskosten van de water
bodem worden geraamd op 1 miljoen.
Om vertraging in de ontwikkeling van het gebied te voorko
men is de problematiek van de droge en de natte bodem ont
koppeld en is de natte bodem "geparkeerd" totdat inzicht is
verkregen omtrent de aanpak van de baggerproblematiek
2. Resultaten aanvullend onderzoek
Overeenkomstig het bestuurlijk akkoord is na april 1994 een
aanvullend onderzoek naar de kwaliteit van de bovenste
grondlaag uitgevoerd.
Eerdere onderzoeken waren gericht op het totaalbeeld van de
bodem- en grondwaterkwaliteit. Na de keuze voor de leef-
laagvariant was het essentieel een exact beeld van de
bovenlaag te verkrijgen. Op grond van dit onderzoek zijn
het saneringsplan en de kostenraming opgesteld.
Uit het aanvullend onderzoek blijkt, dat de bovengrond zo
wel op het Frigasterrein als op de Hoeksterdwinger groten
deels schoon is. Tevens blijkt dat het terreindeel van het
Hoeksterpark dat buiten de oorspronkelijke ontgraving ligt
een bodemkwaliteit heeft die we ook op andere locaties in
de binnenstad aantreffen (achtergrondwaarde)Een relatie
met het gasfabriekterrein is niet te leggen.
Blad 3
Ook is aangetoond dat de verontreiniging van het grondwater
minder ernstig is dan uit het voorgaande onderzoek bleek.
De provincie Friesland is van mening dat het afgesproken
pakket met saneringsmaatregelen in hoofdzaak onverkort van
kracht moet blijven, omdat er, ondanks de meevallende
resultaten van het uitgevoerde bodemonderzoek, nog steeds
sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging.
Daarbij dient in ogenschouw genomen te worden dat de leef-
laag uit een oogpunt van risicobenadering ook op grond van
het vorige onderzoek niet strikt noodzakelijk was, maar
bedongen is om een extra zekerheid te verschaffen, zodat de
garantie gegeven kon worden dat toekomstige bewoners op een
schone bovenlaag zouden wonen
Op een tweetal punten wijkt het saneringsplan af van de
principe-overeenkomst van 19 april 1994.
1Op het niet gesaneerde terreingedeelte van het Hoek
sterpark wordt geen leeflaag aangebracht. De kwaliteit
wijkt niet af van andere niet-schone binnenstedelijke
locaties en de samenhang met de verontreiniging veroor
zaakt door de voormalige gasfabriek is niet aantoon
baar
2De dampwerende voorziening onder de toekomstige wonin
gen op het Frigasterrein vervalt. Uit het onderzoek van
Oranjewoud blijkt dat dit niet nodig is. De Inspectie
Milieuhygiëne onderschrijft deze zienswijze.
3. Kostenaspect
Op basis voor het saneringsplan is een kostenraming van de
sanering van de landbodem opgesteld. De totale kosten wor
den geraamd op 16 miljoen. Dit is aanmerkelijk lager dan de
eerdere raming van 24 miljoen. Dit verschil wordt hoofdza
kelijk veroorzaakt doordat zowel de omvang van de vervui
ling meevalt (minder vrijkomende vervuilde grond) als de
ernst van de vervuiling (minder zwaar-vervuilde grond)
Daarnaast heeft het nieuwe provinciale beleid voor herge
bruik van licht-vervuilde grond een sterk kostenreducerend
effect (stortkosten zijn sterk gedaald)
Bij de oorspronkelijke overeenkomst is onderscheid gemaakt
tussen kosten die ten laste van de Wet bodembescherming
gebracht kunnen worden en overige kosten. Voor het eerste
geldt de wettelijke bepaling dat de gemeente 7,5% van de
kosten moet dragen, de provincie 2,5% en het rijk 90%. Voor
het tweede deel wordt uitgegaan van de verdeelsleutel die
in de bestuurlijke overeenkomst gehanteerd werd. Een en
ander leidt tot de volgende verdeling: