HOOFDSTUK 3. MINIMABELEID GEMEENTE LEEUWARDEN
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het minimabeleid van de gemeente Leeuwarden.
In paragraaf 3.1. worden de uitgangspunten van het minimabeleid weergegeven. In para
graaf 3.2. worden de doelstellingen weergegeven van de instrumenten van het Leeuwarder
minimabeleid. Paragraaf 3.3. geeft inzicht in de begrote bedragen, de daadwerkelijke uitgaven
en (waar mogelijk) de perceptiekosten die gekoppeld zijn aan de verschillende instrumenten.
Daarnaast bevat die paragraaf een overzicht van gemeentelijke uitgaven in 1994 ten behoeve
van het minimabeleid per uitkeringsgerechtigde.
Belangrijkste beleidswijzigingen van het rijk en de gemeente Leeuwarden die van invloed zijn
op de positie van de minima, worden in paragraaf 3.4. toegelicht.
De uitgangspunten van het rijk dienen als richtlijn voor het minimabeleid van de gemeente
Leeuwarden. Vandaar dat eerst de uitgangspunten van het rijk worden behandeld. Deze
uitgangspunten komen uit de mini-circulaire Gemeentelijk Minimabeleid AA. 15 mei 1992. De
volgende richtlijnen daaruit zijn van belang:
1. Inkomenspolitiek is voorbehouden aan de rijksoverheid; het categoriaal toekennen van
uitkeringen door gemeenten kan niet worden geaccepteerd.
2. Het uitbreiden van gedifferentieerde tariefstelling op provinciaal of gemeentelijk niveau
wordt ongewenst geacht; een uitzondering hierop geldt voor die gemeentelijke en
provinciale regelingen die op instigatie van het rijk tot stand zijn gekomen en waarbij de
gemeente de mogelijkheid werd geboden deze regelingen op een inkomensafhankelijke
wijze vorm te geven. Een voorbeeld hiervan is de kinderopvang.
3. Kwijtscheidingsbeleid behoort, als onderdeel van inkomensbeleid, tot de verantwoorde
lijkheid van de centrale overheid; de gemeenten mogen geen ruimer kwijtscheldingsbeleid
voeren dan volgens de rijksnormen toelaatbaar is.
Gemeentelijke uitgangspunten voor het minimabeleid zijn geformuleerd in de nota Uitgangs
punten voor het beleids- en financieel kader van het minimabeleid d.d. 18 november 1992.
Deze nota is echter nooit aan de raad voorgelegd, omdat de voorstellen uit die nota werden
doorkruist door de bezuinigingen op het minimabeleid in 1993. Vandaar dat hier volstaan
wordt met een verwijzing naar pag. 14 het Collegeprogramma 1995-1998:
Elders in dit rapport wordt verwezen naar andere uitspraken uit het collegeprogramma die
betrekking hebben op het minimabeleid.
10
3.1. Uitgangspunten minimabeleid
"Niet voor elke uitkeringsgerechtigde bestaat zo 'n perspectief (perspectief op werk; red.)
Daarom blijft een actief minimabeleid in de vorm van bijzondere bijstand, schuldhulpverlening
en kwijtschelding van essentieel belang. Ook het differentiëren in gemeentelijke heffingen kan
daarin een belangrijke bijdrage leveren. Het Fonds Maatschappelijke Activiteiten (FMA) kan
hierbij van belang blijven. Daarom zal in de eerste helft van 1995 nagegaan worden of dit
fonds moet blijven bestaan.
Het minimabeleid heeft mede tot doel mensen met een minimum inkomen uit hun maatschap
pelijk isolement te halen.