In concrete cijfers uitgedrukt: voor gehuwden en alleenstaande ouders gold een maximale
vrijlating van f 266,27 per maand, voor alleenstaanden vanaf 23 jaar bedroeg de maximale
vrijlating f 186,39 per maand. Vrijwel gelijke bedragen golden voor mensen met een Ioaw-
of Ioaz-uitkering. Op grond van individuele omstandigheden kon de duur van de vrijlating
worden verlengd.
Het rijk schafte deze vrijlatingsregelingen af omdat ze geen aantoonbaar effect zouden hebben
op het bevorderen van de deelname aan het arbeidsproces. De regelingen waren volgens het
rijk te algemeen en onvoldoende op de individuele en lokale omstandigheden afgestemd.
Vanaf 1 oktober 1994 mocht bij de berekening van de te korten inkomsten ook geen rekening
meer gehouden worden met de zogeheten buitengewone verwervingskosten: kosten die voort
kunnen vloeien uit het aanvaarden van arbeid. Meestal gaat het om kosten van kinderopvang
of kosten van woon-werk-verkeer. In de nieuwe situatie kunnen gemeenten zelf bepalen of
zij de buitengewone verwervingskosten al dan niet vergoeden. Gemeenten zijn ook vrij om
te bepalen of de vergoeding plaatsvindt in de vorm van premies of via de bijzondere bijstand.
In de plaats van de vrijlatingsregelingen kregen gemeenten de mogelijkheid om zelf invulling
te geven aan een uitstroom-incentive beleid om uitkeringsgerechtigden gerichter toe te leiden
naar deelname aan het arbeidsproces. De middelen die door de afschaffing van de vrijlatings
regelingen vrijkwamen zijn aan gemeenten beschikbaar gesteld via het landelijk Fonds Sociale
Vernieuwing. Het rijk heeft aan dat landelijk budget f 6 miljoen toegevoegd om gemeenten
ook na 1 oktober 1994 de mogelijkheid te geven buitengewone verwervingskosten te vergoe
den. Het totale budget wordt via de verdeelsleutel van de Sociale Vernieuwing over de
gemeenten verdeeld: in 1995 ontving de gemeente Leeuwarden als gevolg van het afschaffen
van de vrijlatingsregelingen en de wijzigingen betreffende de buitengewone verwervingskosten
een bedrag van ongeveer f 1.700.000,-
De raad heeft inmiddels de nota Uitstroom-incentive beleid vastgesteld. Daarin staat aangeven
op welke wijze de gemeente Leeuwarden (voorlopig) uitvoering geeft aan de decentralisatie
van de vrijlatingsregelingen en vergoeding van buitengewone verwervingskosten. In genoemde
nota is voor 1995 uitgegaan van:
- een vergoeding van buitengewone verwervingskosten vanuit de bijzondere bijstand voor een
bedrag van f 202.000,-
- kosten van premies voor werkaanvaarding, kosten van een overgangsregeling, kosten van
een experiment "individueel maatwerk" en overheadkosten voor in totaal f 1.337.00,-, te
financieren vanuit het Fonds Sociale Vernieuwing (zie pag. 26 e.v. van de nota).
Veranderingen van de kwijtscheldingsnormen
In 1989 en 1990 vormde het kwijtscheldingsbeleid een belangrijke pijler van het gemeentelijk
minimabeleid, omdat een groot aantal huishoudens in aanmerking konden komen voor
kwijtschelding van onroerendzaakbelasting (OZB) en afvalstoffenheffing.
Voor huishoudens met een inkomen op het minimumniveau kon worden afgezien van het
opleggen van een aanslag. De gemeente moest echter met ingang van 1 januari 1992 de door
het rijk vastgestelde kwijtscheldingsnorm van 90% van de bijstandsnormen hanteren. Daardoor
kwamen mensen met een minimum inkomen in de meeste gevallen niet meer in aanmerking
voor kwijtschelding.
17
Vanaf 1996 zullen echter weer meer mensen met een minimum inkomen voor kwijtschelding
in aanmerking komen: op 3 februari 1995 heeft de ministerraad besloten om gemeenten meer
armslag te geven bij het verlenen van kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen. Op
16 mei 1995 is het wetsvoorstel aangenomen door de Tweede Kamer.
Het wetsvoorstel stelt gemeenten in de gelegenheid om het kwijtscheldingsbeleid te verruimen
door een kwijtscheldingsnorm van 95% van de bijstandsnorm te hanteren. De raad van de
gemeente Leeuwarden heeft inmiddels besloten tot verruiming van de kwijtscheldingsnorm
tot 95%. Eveneens heeft de raad besloten om zowel te anticiperen op de wetswijziging (die
de Eerste Kamer nog moet passeren) alsmede de ingangsdatum van de verruimde kwijtschel
dingsnorm conform het wetsvoorstel vast te stellen op 1 januari 1995.
Budget Advies Centrum (BAC)
Op initiatief van het Project Overkreditering is in september 1992 voor de duur van twee jaar
het experiment Budget Advies Centrum van start gegaan. Het Budget Advies Centrum is
bedoeld als een laagdrempelige informatie- en adviesvoorziening met betrekking tot budgette
ring. De activiteiten van het Budget Advies Centrum dienen een bijdrage te leveren aan het
voorkomen dan wel beperken van (problematische) schuldsituaties. Het Budget Advies
Centrum (BAC) is tot maart 1996 verzekerd van financiering.
Huur- en huursubsidiebeleid
Omdat de overgrote meerderheid van de Leeuwarder minima in een huurwoning woont, is het
van belang te wijzen op de forse huurstijgingen in de afgelopen jaren. Daarbij wordt gebruikt
gemaakt van de in paragraaf 3.3. al genoemde Regionale inkomens- en effectenrapportage
1995 van het FNV. Deze publikatie geeft onder meer inzicht in de verschillen in woonlasten
tussen gemeenten. In 1995 hebben 37 gemeenten aan het onderzoek meegewerkt, waaronder
Leeuwarden.
Ten aanzien van het huur- en huursubsidiebeleid van de afgelopen jaren wordt in de deze
rapportage het volgende gesteld:
18
"Van 1984 tot 1991 stegen de huren met zo 'n 2 a 3% per jaar. In 1991 en 1992 werd de
jaarlijkse huurverhoging wettelijk op 5.5% vastgesteld. Vanaf 1993 is een aantal nieuwe
voorschriften met betrekking tot de huurverhoging van kracht geworden. Verhuurders kregen
voor het eerst de vrijheid om binnen bepaalde marges de huurverhoging vast te stellen.
In jargon wordt dit de huursombenadering genoemd. In 1993 mochten verhuurders de huren
van hun totale woningbestand met gemiddeld 4.8% verhogen. Vorig jaar was het streven de
huren met gemiddeld 4.2%> te verhogen. In 1995 moeten de verhuurders een huurverhoging
van gemiddeld 3.5% realiseren Sinds 1993 mogende huren, behoudens uitzonderingsgevallen,
met maximaal 6% worden verhoogd.
De huursubsidie is jaren object van forse bezuinigingen geweest. Zo is er een maximale
huurgrens ingevoerd waarboven geen oj geen extra huursubsidie wordt verstrekt. Verder komt
een aantal servicekosten niet meer voor subsidie in aanmerking en is een aparte regeling voor
jongeren getroffen. Vanaf I juli 1994 werd de inkomensdefinitie gewijzigdvanaf die datum
telde het inkomen van inwonende Jamilieleden volledig mee voor het bepalen van de subsidie.
Daarnaast zijn de effecten van de kwaliteitskorting steeds duidelijker merkbaar De kwaliteits
korting is eind jaren tachtig ingevoerd om de hoogte van de huursubsidie af te romen. De
huursubsidie gaat niet evenredig met de hoogte van de huur omhoog. Er wordt verondersteld
dal een duurdere woning meer kwaliteit biedt. Een korting op de huursubsidie zou wegens het
grotere wooncomfort redelijk zijn. Als gevolg van het huurbeleid zoals dat de laatste jaren
wordt gevoerd, raken steeds meer huurders in het systeem van kwaliteitskorting verzeild.
(pag. 33-34)