Evenmin bestaat een duidelijke correlatie tussen de mate van (niet) rond kunnen komen en de samenstelling van het huishouden waarvan de cliënten deel uitmaken. In de mondelinge interviews (bijv. in gesprekken met BLUT en de Cliëntenraad van Sociale Zaken) werd gewezen op de verslechterde financiële positie van mensen met een minimum inkomen. Men sprak van schrijnende situaties waarin mensen bij geen enkele instantie meer terecht kunnen, maar voortdurend van het kastje naar de muur worden gestuurd. De bekendheid met schuldhulpverlening is slecht. Uit de gehouden enquête blijkt dat 43% van de mensen die zo nu en dan "rood" staan of continu betalingsachterstanden hebben, onbekend zijn met de mogelijkheid van schuldhulpverlening. 17% van deze groep is of wordt ook geholpen, 6% kon niet geholpen worden en 34% van deze groep is bekend met de schuldhulp verlening maar heeft geen schuldhulpverlening aangevraagd om één van de volgende redenen: (alleen de meest voorkomende redenen, zie verder de bijlage) - Men denkt dat de schuld niet groot genoeg is (29%) - Men denkt zelf uit de financiële problemen te komen (36%) - Men heeft er moeite mee dat derden inzicht krijgen in zijn of haar financiële situatie (14%) Desondanks waren er in 1994, 289 aanvragen voor schuldsanering bij de Gemeenschappelijke Kredietbank Friesland (GKB). De helft van de aanvragen werd afgewezen. Tijdens het gesprek met de directeur van de Gemeenschappelijke Kredietbank Fries land (GKB) werd gewezen op de tekortkomingen in het schuldhulpverleningsbeleid: de coördinatie kan volgens hem beter en een voorziening "inkomensbeheer" is zeer wenselijk. Tenslotte dient gewezen te worden op het feit dat ook de woningcorporaties, blijkens het gesprek dat met hen gevoerd is, van mening zijn dat de schuldhulpverlening te wensen overlaat. Tijdens het gesprek werd melding gemaakt van een project dat op 1 januari 1996 op initiatief van de corporaties van start gaat en dat tot doel heeft probleemhuurders te ondersteu nen om verplichte herhuisvesting te voorkomen. 4.8. Kwijtschelding Het kwijtscheldingsbeleid van de gemeente Leeuwarden is op drie belastingen/heffingen van toepassing: onroerendzaakbe lasting (OZB), hondenbelasting, rioolrechten afvalstoffenheffing. De bekendheid met de mogelijkheden tot kwijtschelding van deze belastingen/heffingen verschilt per soort: 26% van de respondenten is onbekend met de mogelijkheid van kwijtschel ding van onroerendzaakbe lasting (OZB)/rioolrecht. 59% van de respondenten is onbekend met de mogelijkheid van kwijtschelding van hondenbelasting en 39% van de respondenten is onbekend met de mogelijkheid van kwijtschelding van afvalstoffenheffing. Uit de enquête blijkt tevens dat bekendheid met het kwijtscheldingsbeleid niet zonder meer leidt tot een kwijtscheldingsaanvraag. De belangrijkste reden hiervoor is dat men de hoop op kwijtschel ding heeft opgegeven vanwege afgewezen verzoeken in het verleden. Deze reden wordt ook genoemd door mensen met wie open interviews zijn gehouden (zie bijv. het verslag van het gesprek met het L.O.V.E.). 23 4.9. Fonds Maatschappelijke Activiteiten FMA Ondanks een agressieve voorlichtingscampagne in het voorjaar van 1994 is de onbekendheid met het Fonds Maatschappelijke Activiteiten (FMA) relatief groot. 35% van de respondenten is onbekend met het fonds. 28% van de respondenten maakt daadwerkelijk gebruik van het Fonds Maatschappelijke Activiteiten (FMA). De overige 38% van de respondenten maakt er geen gebruik van. Een belangrijkste reden voor het niet-gebruik, is het gegeven dat men eerst geld moet uitgeven alvorens een vergoeding te ontvangen (23%). 15% van de respondenten vindt de prijs die men vaak alsnog moet betalen voor deelname aan activiteiten of lidmaat schappen te hoog. 16% van de mensen die bekend zijn met het Fonds Maatschappelijke Activiteiten heeft geen interesse in het fonds. In de mondelinge interviews worden dezelfde redenen voor het niet-gebruik genoemd. Ook wordt opgemerkt dat de gemeente zou moeten kijken naar een alternatief voor het Fonds Maatschappelijke Activiteiten (FMA). 4.10. Voorlichting Uiteraard zeggen de redenen voor niet-gebruik van voorzieningen in het kader van het minimabeleid iets over de kwaliteit en de kwantiteit van de voorlichting. Daarnaast zijn de volgende twee uitkomsten van enquête en open interviews van belang: In het gesprek met het Fries WAO-beraad komt naar voren dat de voorlichting over het minimabeleid te wensen over laat voor mensen die hun uitkering niet via de gemeentelijke sector Sociale Zaken ontvangen. Veel mensen met een WAO-, AAW- of AO W-uitkering zijn niet of nauwelijks op de hoogte van het gemeentelijk minimabeleid, terwijl veel van deze mensen er wel degelijk voor in aanmerking komen. Medewerkers van de sector Sociale Zaken zeggen weinig tijd te hebben voor daadwerkelijke voorlichting in hun contacten met cliënten. 24

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1996 | | pagina 83