Op grond van het vorenstaande beveelt de evaluatiecommissie aan om (eventuele) toekomstige
overschotten op de bijzondere bijstand niet meer over te hevelen naar het Fonds Sociale
Vernieuwing, maar aan te wenden voor de aanvulling en verruiming van de bijzondere
bijstand. Daarnaast dient op grond van de uitkomsten van de herijking van de toekenningscri
teria en kostensoorten betreffende de bijzondere bijstand nagegaan te worden of het wenselijk
is om middelen te blijven reserveren voor vergoedingen, anders dan borgstellingen voor
saneringskredieten, die met via de bijzondere bijstand en andere instrumenten van het
minimabeleid vergoed kunnen worden (calamiteitenpot). Ook dient nagegaan te worden of
verruiming van de bijzonder bijstand plaats kan vinden door mensen die langdurig op een
uitkering zijn aangewezen een éénmalige financiële bijdrage te geven voor de aanschaf of
vervanging van duurzame goederen.
Aanbevelingen betreffende de bijzondere bijstand:
De bijzondere bijstand als een inkomensondersteunende voorziening aanmerken;
Scholingskosten die tot op heden vanuit de bijzonder bijstand worden vergoed op een
alternatieve wijze financieren: óf door het instellen van een voorliggende voorziening óf
door het jaarlijks overhevelen van middelen vanuit het uitstroombeleid naar de bijzondere
bijstand;
Geen drempelbedrag meer hanteren bij uitkeringen vanuit de bijzondere bijstand;
Eventuele overschotten op de bijzonder bijstand in de toekomst aanwenden voor aanvulling
en verruiming van de bijzondere bijstand;
De toekenningscriteria en de kostensoorten die voor vergoeding vanuit de bijzonder bijstand
in aanmerking komen herijken. Daarbij dient uitgegaan te worden van de bijzondere
bijstand als een inkomensondersteunende functie. De herijking is gericht op het verruimen
van de kostensoorten en het zoveel mogelijk leveren van maatwerk. Bij die herijking wordt
nagegaan of een calamiteitenpot in bovenbedoelde zin wenselijk is. Bij die herijking wordt
ook nagegaan of het mogelijk is om mensen die langdurig op een minimum inkomen zijn
aangewezen een eenmalige financiële bijdrage te geven voor de aanschaf of vervanging van
duurzame goederen.
Binnen de wettelijke richtlijnen een aanvraagprocedure ontwikkelen die voorkomt dat
cliënten bij de aanvraag van bijzondere bijstand steeds dezelfde gegevens moeten invullen.
In het rapport Armoede uit de stilte wordt t.b.v. de bevordering van actieve kwijtschelding een
aantal aanbevelingen gedaan die geresulteerd hebben in onderstaande maatregelen:
- Vanaf 1989 is aan een geselecteerde groep mensen die hun uitkering via de sector Sociale
Zaken ontvangen geen aanslag voor onroerendzaak- (OZB) en hondenbelasting meer opge
legd. Ditzelfde geldt voor huishoudens die reeds in voorgaande jaren een kwijtschelding
hebben ontvangen;
- Ook is vanat september 1989 door de Frigem geen afvalstoffenheffing bij deze geselec
teerde groep uitkeringsgerechtigden meer in rekening gebracht.
Deze vorm van actieve kwijtschelding was echter vanaf 1992 in verband met de verscherping
van de rijksregelgeving niet meer mogelijk. De verlaging van de kwijtscheldingsnorm naar
90 van het minimuminkomen gaf de gemeente minder mogelijkheden tot het voeren van
een eigen gemeentelijk kwijtscheldingsbeleid.
28
De gemeente Leeuwarden heeft door de verscherping van het kwijtscheldingsbeleid haar
gemeentelijk beleid aan moeten passen. Het beleid houdt sinds 1992 in dat een persoon die
gedurende drie jaar kwijtschelding toegekend gekregen heeft, de jaren daarop geen aanslag
meer ontvangt.
Volgens de rijksregelgeving is voor de uitvoering van het kwijtscheldingsbeleid een jaarlijkse
inkomenstoets vereist. In Leeuwarden geschiedt deze toets door een jaarlijkse mailing en niet
door middel van koppeling van de bestanden van Sociale Zaken, Burgerzaken en Huisvesting
(huursubsidie). Er zijn voorbeelden van gemeenten die de inkomenstoets wel op deze manier
verrichten.
Ook onderdeel van het gemeentelijk kwijtscheldingsbeleid in Leeuwarden is dat voor de
berekening van de draagkracht de betalingen op belastingschulden meegenomen worden. Dit
houdt in dat de verontreinigingsheffing wordt afgetrokken van het inkomen. Door deze
berekeningsmethodiek kunnen meer mensen in aanmerking komen voor kwijtschelding. (In
de FNV-rapportage Minimabeleid gemeentelijk gewogen wordt er, ten onrechte, vanuit gegaan
dat betalingen op belastingschulden niet worden meegenomen bij de draagkrachtberekening)
Volgens de uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 is de verontreinigingsheffing de enige
belasting die in de berekening van de draagkracht meegenomen mag worden. Verdere verrui
ming is op dit terrein dan ook niet mogelijk.
Vanaf 1996 zal de kwijtscheldingsnorm in Leeuwarden verruimd worden van 90% naar 95%
van het minimum inkomen. Ook door deze verruiming zullen vanaf 1996 meer mensen, die
een inkomen rond het minimum niveau ontvangen, voor kwijtschelding in aanmerking komen.
Resterende knelpunten betreffende het kwijtscheldingsbeleid zijn:
De jaarlijkse mailing in verband met de vereiste inkomenstoets kost tijd en geld;
De benodigde software voor het doen van een inkomenstoets via koppeling van bestanden
ontbreekt.
Aanbevelingen betreffende het kwijtscheldingsbeleid
Er wordt onderzocht of de software die nodig is voor de koppeling van de bestanden van
Sociale Zaken, Burgerzaken en Huisvesting verkrijgbaar is en of de aanschaf van dergelijke
software rendabel is;
Ook bij eventuele aanschaf van een softwarepakket blijft er altijd een groep mensen die wel
voor kwijtschelding in aanmerking komt, maar niet in het bestand van Sociale Zaken of de
afdeling Huisvesting voorkomt. De groep die niet via koppeling van bovengenoemde
bestanden bereikt kan worden, dient zo klein mogelijk te worden.
Uit de mondelinge interviews en uit de uitkomsten van de enquête kan een aantal knelpunten
betreffende het Fonds Maatschappelijke Activiteiten afgeleid worden:
Het wordt als vervelend ervaren dat voor een bijdrage vanuit het Fonds Maatschappelijke
Activiteiten (FMA) eerst geld uitgegeven moet worden;
De agressieve voorlichtingscampagne in het voorjaar van 1994 heeft er weliswaar toe geleid
dat de participatiegraad in 1995 sterk is toegenomen, maar uitgaande van de periode 1989-
1995 is er sprake van een sterke onderuitputting van het fonds. Bovendien is de bekendheid
met het fonds, ondanks de campagne, niet noemenswaardig toegenomen;
29
5.2. Kwijtscheldingsbeleid
5.3. Fonds Maatschappelijke Activiteiten (FMA)