een organisatie met specialisten wordt gevormd, die zo mogelijk beter dan het nog resterende provinciale apparaat in staat zal zijn om welke inrichting dan ook van een vergunning te voorzien en deze te controleren! Bovendien hebben sommige gemeentelijke organisaties, waaronder de gemeente Leeuwarden, deze specialistische kennis in de eigen organisatie ter beschikking. Daarnaast zal uitgewerkt moeten worden wanneer een inrichting complex is, net als voor wie dat het geval is en waarom dat dan het geval is. De Wet milieubeheer (Wm) heeft de integrale milieuvergunning geïntroduceerd, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) vormt nog steeds een uitzonde ring op de één-loket-gedachte. De integratie van beide wetten ligt voort de hand. Opmerkelijk is dan dat de aan het Waterschap Friesland opgedragen taken met betrekking tot vergunningverlening en handhaving in het kader van de Wvo buiten schot blijven. Wij zijn van mening dat het in de lijn ligt deze bevoegdheden aan de gemeentebesturen over te dragen, zeker nu de gemeentelijke lozingsverordening in 1996 deel zal gaan uitmaken van de Wet milieubeheer. Dit standpunt komt overeen met de voorstellen van de V.N.G.. Het gezamenlijk beleidskader Een gezamenlijk beleidskader van provincie en gemeenten wordt onderschreven. Onduidelijk is echter hoe er straks wordt omgegaan met verschil van inzicht tussen provincie en één of meerdere gemeenten. Ook is de relatie tussen het rijks- en provinciaal en gemeentelijk beleid onduidelijk. Nader verduidelijkt dient te worden of de provincie nu straks een regierol in de zin van invulling van coördinatie en het afwegen van bovenlokale belangen op zich neemt of dat zij een extra obstakel gaat vormen tussen de gemeente en het rijk waar dat thans niet het geval is. Bij een juiste hantering van het gezamenlijk beleids kader zal dit de eenheid en kwaliteit van het milieubeleid binnen Friesland wel kunnen bevorderen. Vormgeving en uitvoering atakenpakket Voor de vormgeving van de uitvoering wordt een nieuwe organisatie voorgesteld. De achtergrond om voor deze "hulpconstructie" te kiezen is geen andere dan het schaalgrootteprobleem van een aantal gemeenten. Indien bevoegdheden worden overgedragen naar gemeenten, dan dienen die gemeenten in principe zelf uit te maken hoe zij deze bevoegdheid willen uitvoeren. Zo geldt dit ook voor de opheffing van de regio's. Indien deze regio's worden opgeheven, dan zijn de gemeenten in beginsel weer "vrij" om zelf te bepalen hoe zij deze taken willen uitvoeren. Er is dus sprake van een nieuwe situatie. Ter harte moet overigens worden genomen dat er grote verschillen bestaan in het takenpakket van de huidige drie regio's. Je kunt dan niet klakkeloos overgaan tot overdracht van de huidige taken van de regionale milieubureaus aan de nieuw op te richten uitvoeringsorganisatie. Er treden dan per regio grote verschillen op in het aan te bieden takenpakket van de nieuwe uitvoeringsorganisatie en dat brengt een onevenwichtigheid met zich mee. De over te dragen taken moeten worden afgestemd op de functie van de uitvoeringsorganisatie, nlvergunningverlening en handhaving die niet op gemeentelijk niveau kan worden afgehandeld of waarvan gemeenten om andere redenen kiezen voor uitbesteden. Aan alle gemeen ten kan dan een gelijk pakket van diensten aangeboden worden, onafhankelijk van de huidige situatie. Over de vormgeving in zijn geheel van deze nieuw op te richten uitvoeringsorganisatie moet geen enkele onduidelijkheid bestaan. Gelet op het feit dat Leeuwarden geen schaalgrootteprobleem heeft, is het logisch dat Leeuwarden op basis van kosten en behoeften bepaalt welke (omvang van) produkten van de nieuwe organisatie word(t)en afgenomen. Dus wanneer elke gemeente daarbij verantwoordelijk blijft voor het beleid in dezen is een dergelijke uitvoeringsinstantie slechts zinvol wanneer een gemeente afzonder lijk kan beslissen welke taken ze uitbesteedt en derhalve ook welke taken ze zelf blijft doen. Als de provincie regisseert via een beleidsplan en de gemeente houdt c.q. krijgt een beleidstaak, dan zal de verantwoordelijkheid voor de uitvoering maar ook het toezicht op de uitvoering bij de gemeente dienen te liggen. Dat impliceert ook dat de gemeente individueel kan bepalen welke taken ze op dat gebied zelf uitvoert en welke ze uitbesteedt. Een dergelijke mogelijke uitwerking zouden wij graag terugvinden in het voorstel. Reactienota "De Leeuwarder visie op het eindrapport Fryslan Fernijt!". 12 Het in het leven roepen van een algemene (publieke) instantie waar bepaalde taken aan uitbesteed kunnen worden, is overigens zeer zinvol. Dit geldt voor meer terreinen dan milieu. Diverse uitvoerende taken vragen een zodanige investering in materieel en automatisering (beheerssystemen) dat de grootte van een individuele gemeente als zeer beperkend wordt ervaren. Samenwerking door gemeenten op dit gebied zal steeds meer noodzaak worden om nog bedrijfs economisch verantwoord te kunnen werken. Dat betekent niet dat alle Friese gemeenten in één instantie opeens samen moeten werken in de uitvoering, maar juist dat naar combinaties gezocht dient te worden. In het rapport zouden wij graag deze variatiemogelijkheid terugzien. b. centraal of gedeconcentreerd Voorwaarde voor Leeuwarden is dat de uitvoeringsorganisatie een gedeconcen- treerde dienst wordt, mede met het oog op overwegingen ten aanzien van "front office/back office. Deze zal in de huidige centrale vestigingsplaats (Leeuwar den) gehandhaafd moeten blijven, met name ook uit praktische overwegingen. c. front office/back office De combinatie van front office en back office is de best denkbare optie, zowel vanuit de één-loket-gedachte als vanuit afstemmingsoverwegingen. Rechtstreekse contacten tussen burger en back office zijn soms onafwendbaar. Met de oprich ting van een uitvoeringsorganisatie is deze optie echter niet te realiseren. De afstemming met taakvelden als ruimtelijke ordening en volkshuisvesting, waarvan milieu-beleid een facet is, zal aanzienlijk moeilijker gaan verlopen. In dit kader had het centrumgemeente-model een groot voordeel opgeleverd, omdat de fysieke afstand tussen front en back office dan vrij klein gehouden wordt. De nieuwe uitvoeringsorganisatie zal dan ook gedeconcentreerd vorm gegeven moeten worden, want op die manier vallen bovenstaande negatieve punten beter te compenseren dan met een centraal vormgegeven uitvoeringsorganisatie. d. de rechtsvorm van de organisatie Wij kunnen instemmen met het voorstel voor een publiekrechtelijke organisatie. De nadere uitwerking hiervan wordt echter gemist en dat is een grote lacune in het voorstel. Wij vragen ons af waarom de beheersverantwoordelijkheid ook bij de provincie komt te liggen. De bevoegdheden met betrekking tot de vergunningverlening en handhaving worden immers overgedragen naar de gemeen ten. Slechts wanneer de provincie ook uitvoerende taken (in onze optiek alleen bovenlokale!aan de uitvoeringsorganisatie gaat overdragen, zou de medever antwoordelijkheid van de provincie ter sprake kunnen komen. Ten aanzien van de rechtsvorm van de nieuwe uitvoeringsorganisatie dient derhalve een voorbe houd te worden gemaakt voor wat betreft de daadwerkelijke inrichting van de gemeenschappelijke regeling. Het kan immers niet zo zijn dat "oud" voor "nieuw" wordt ingeruild. Dit voorbehoud geldt eveneens voor de financiële aspecten bij de oprichting van een dergelijke dienst. De oprichting van de nieuwe uitvoeringsorganisatie mag niet leiden tot een substantiële stijging van de kosten, iets waar Leeuwarden toch wel bang voor is. Ook de kosten voor de te leveren produkten dienen immers enigszins in verhouding te staan tot de te leveren prestatie. Samengevat kunnen wij instemmen met de eindvoorstellen onder twee uitdrukke lijke voorbehouden nl. de inrichting van de gemeenschappelijke regeling en de financiële gevolgen van een Friese milieudienst. §.4.5. De nieuwe taakverdeling. De voorstellen omtrent de fysieke leefomgeving dragen in zich mee een decen tralisatie van rijk naar provincie en van provincie naar gemeenten. Daarbij worden vereenvoudiging van procedures en helderheid in de verantwoordelijkhe den voorgesteld, op zodanige wijze dat de verantwoordelijkheid door slechts één bestuurslaag wordt gedragen. De samenhang wordt bevorderd door een zwaarder accent op de regierol van de provincie enerzijds en een sobere vorm van overleg tussen gemeenten en provincie anderzijds. Door de regierol van de provincie, waarin het rijksbeleid is gewaarborgd, kan een terugtreden van het rijk (de inspecties) worden ingevuld. De aanpassing van de instrumenten geeft bovendien mogelijkheden voor een te voeren plattelands- en grote-stedenbeleid Het bestuur is op deze wijze beter herkenbaar voor burgers en bedrijven. Reactienota "De Leeuwarder visie op het eindrapport Fryslan Fernijt!". 13

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1996 | | pagina 19