Blad 2 Voor het overige verwijzen wij naar de toelichting, die is gevoegd bij het concept raadsbesluit. Het concept van de verordening heeft gedurende 4 weken ter inzage gelegen van 18 april tot en met 15 mei 1996. Een uitvoerige inspraakreactie is ontvangen van PEL. De beantwoording geschiedt aan de hand van de door PEL zelf gegeven samenvatting op de pagina's 6 en 7 Het eerste punt bevat een feitelijke constatering. De pun ten 2, 3 en 4 gaan over de nog in te voeren exploitatiever ordening en zullen bij het maken daarvan worden betrokken. Met name de vraag of de exploitatieverordening zich moet uitstrekken tot panden met meer dan 3 bewoners zal nader worden bezien. Punt 5 bevat een voorstel een lijst bij te houden van pan den waarvoor vergunning (nu omzettingsvergunning, tezijner- tijd ook exploitatievergunning) is verleend. Dit voorstel nemen wij over. Onder 6 bepleit PEL om met corporaties tot afspraken te komen over herhuisvesting van bewoners van panden, die ge sloten moeten worden. Bij het uitwerken van de exploitatie regeling zal de vraag onder ogen moeten worden gezien welke sancties kunnen worden getroffen bij niet-nakoming van de voorschriften. Beëindiging van de exploitatie is dan een optie; daarbij zal moeten worden nagedacht over de conse quenties voor de zittende bewoners. Overleg daarover met de corporaties ligt voor de hand. Uiteraard zullen woningen van corporaties, die kamergewijs verhuurd gaan worden, moeten voldoen aan de daaraan te stellen eisen. Dit kan worden gecontroleerd als een corpo ratie verzoekt een complex als zodanig aan te wijzen. Tenslotte (punt 8) wil PEL de quoteringsregeling geschrapt zien als te stigmatiserend voor kamerbewoners. Zij bepleit onderzoek naar de mogelijkheden om nieuwe accommodaties voor kamerbewoners te bouwen. Dit voorstel legt de bijl aan het voorstel om de kamerver- huur te reguleren. Wij menen niet dat het kan worden over genomen. Daarbij willen wij er met nadruk op wijzen dat de regeling niet bedoelt kamerbewoners op enigerlei wijze te diskwalificeren. Wij beogen door een wat meer evenwichtige spreiding van de kamerbewoning te bereiken dat er voor alle bewoners een goed leefklimaat blijft bestaan. Wordt in een buurt kamerbewoning te dominant, dan heeft dat gevolgen die door de andere bewoners als negatief worden ervaren. Dit is een verschijnsel dat zich voordoet, en dat niet kan worden ontkend. De betrokkenheid van de kamerbewoners met de buurt is bijvoorbeeld in de regel een andere dan van andere bewo ners Blad 3 Leeuwarden kan en wil zich als studentenstad niet onttrek ken aan het verschijnsel "student"; wel kan ze trachten door een juiste menging van woonvormen een evenwicht te zoeken waarin alle bewoners zich zoveel mogelijk prettig voelen. Dit past in het totale volkshuisvestingsbeleid waarin zoveel mogelijk wordt getracht een eenzijdige bevol kingssamenstelling te voorkomen. Tijdens de behandeling van het concept in de Commissie voor Stadsontwikkeling op 21 mei 1996 is ingesproken door PEL; de Studenten Vakbond Leeuwarden; IBOS en de Werkgroep Leef baarheid De inspraakreactie van PEL kwam overeen met bovenbehandelde brief. Studenten Vakbond en IBOS hadden bezwaren tegen de quoteringsregeling als in de brief van PEL; de Werkgroep Leefbaarheid zou graag de exploitatieregeling zien gelden voor panden met meer dan 3 bewonersOmdat al deze punten hier boven zijn behandeld aan de hand van de schriftelijke inspraakreactie van PEL verwijzen wij naar onze reactie daarop Onder de mededeling dat de Commissie voor Stadsontwikkeling in haar vergadering van 21 mei 1996 u in meerderheid advi seert om in te stemmen met ons voorstel, stellen wij u voor te besluiten overeenkomstig bijgevoegd concept-besluit. Leeuwarden, 6 juni 1996. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, drsH.H. Apotheker burgemeester. mr. F.M.J. Steijvers secretaris

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1996 | | pagina 224