Blad 4
Burgemeester en wethouders kunnen gebieden aanwijzen waar
voor de verordening niet geldt; daarbij is met name gedacht
aan complexen van corporaties, die worden aangewezen voor
kamerbewoning
Artikel 3.2
Dit artikel bevat het verbod om zelfstandige woonruimte om
te zetten in onzelfstandige woonruimten. Ook hier worden
weer betrekkelijke technische begrippen gehanteerd: het
gaat er om dat een zelfstandige woonruimte een volledige
woonvoorziening is terwijl bij een onzelfstandige woonruim
te er gemeenschappelijk gebruik van basisvoorzieningen als
toilet en overig sanitair bestaat. Kenmerkend voor de on
zelfstandige woonruimte is dat ze daarnaast geen eigen toe
gang heeft.
Door de begripsbepalingen is geen vergunning nodig voor de
traditionele hospes en hospita: in die gevallen is sprake
van inwoning
Met enige nadruk zij vermeld dat deze regeling geldt voor
iedere omzetting van zelfstandige in onzelfstandige woon
ruimte; voor deze regeling is het aantal te scheppen on
zelfstandige woonruimten niet relevant. Dat betekent dat,
als er tezijnertijd een vergunningstelsel wordt ingevoerd
voor het exploiteren van kvp's, het heel wel denkbaar is
dat de omzettingsvergunning een breder terrein bestrijkt
dan een exploitatievergunning.
Onder de regeling valt niet het maken van meer zelfstandige
wooneenheden binnen één pand. Het kan zijn dat een derge
lijke handeling vergunningplichtig is op basis van het
tweede hoofdstuk van de regeling, maar het hoeft niet. In
de toelichting op hoofdstuk 2 is er al op gewezen dat
"splitsing" een juridische en niet een materiële ingreep
betreft. Denkbaar is dat iemand een pand verbouwt tot twee
wooneenheden zonder tot juridische splitsing over te gaan.
Overigens is het scheppen van zelfstandige woonruimten bin
nen een pand een aanzienlijk kostbaarder ingreep dan het in
gebruik geven van een pand voor kamerbewoning.
Artikel 3.4
Dit artikel bevat de toetsingsgronden voor de vergunning
verlening. In de eerste plaats kunnen burgemeester en wet
houders op basis van een algemene belangenafweging beslui
ten een vergunning te weigeren. Uiteraard dient een derge
lijke weigering gemotiveerd te zijn.
Concreter is de tweede grond: burgemeester en wethouders
weigeren als de concentratie van kvp's naar hun oordeel te
hoog wordt. Deze weigeringsgrond zou bijvoorbeeld kunnen
worden gebruikt als burgemeester en wethouders van oordeel
zijn dat een bepaald gedeelte van een wijk of een hele wijk
al zo veel kvp's bevat dat zij op die grond met het oog op
de leefbaarheid en de sociale samenhang binnen de wijk een
Blad 5
verdere uitbreiding van kvp's in de betreffende wijk niet
wensen. Vervolgens kijken burgemeester en wethouders naar
de directe omgeving van het pand waarvoor de aanvraag is
ingediend. Als in een straal van ongeveer 75 meter rond het
pand al 10% van de panden als kvp in gebruik is, dan zullen
burgemeester en wethouders de vergunning weigeren. Hier
wordt nog even verwezen naar artikel 3.1., derde lid: in
door corporaties na overleg met de gemeente aangewezen com
plexen voor kamerbewoning geldt deze norm uiteraard niet
Het derde lid bevat een weigeringsgrond van geheel andere
aard: daar gaat het om de vraag of uit bouwkundig oogpunt
het pand geschikt is voor kamerbewoning. Het ligt voor de
hand om vooruitlopend op een exploitatieregeling bij de
beoordeling al uit te gaan van normen, die bij het verlenen
van een exploitatievergunning zullen worden gehanteerd.
Artikel 35
Het tweede lid is bedoeld om de feitelijke bewoning te la
ten plaatsvinden overeenkomstig de vergunningaanvraagHet
is denkbaar dat deze bepaling zal worden ingetrokken op het
ogenblik dat regeling met een exploitatievergunning van
kracht wordt
Hoofdstukken 4 en 5
Deze hoofdstukken bevatten de normale bepalingen om een
verordening te handhaven alsmede een regeling van de inwer
kingtreding.