/L TOELICHTING OP HET DIRECTIESTATUUT 1996 VOOR HET OPENBAAR BASIS- EN (VOORTGEZET) SPECIAAL ONDERWIJS IN DE GEMEENTE LEEUWARDEN 1. Inleiding. Altijd bestaat er tussen een directeur van een school en het schoolbestuur, dat formeel het bevoegd gezag uitoefent, een verdeling van taken. Deze taakverdeling is deels vastgelegd in wetten, verordeningen en reglementen en deels in de praktijk gegroeid. Bovendien is de taakverdeling afhankelijk van de functie-invulling van de diverse functionarissen. Daarbij worden afspraken gemaakt en schriftelijk vastgelegd in reglementen, memoranda en beleidsmaatregelen e.d.. Er zijn echter ook zaken die niet schriftelijk geregeld zijn en die worden afgehandeld "zoals het altijd al ging". Was het in het verleden al aan te raden om de taakverdeling tussen schoolbe stuur en schoolleiding vast te leggen, thans zijn er ontwikkelingen die dit nog belangrijker maken. Er is sprake van een verschuivende verhouding tussen schoolbestuur en directie. De in gang gezette autonomievergroting zoals de invoering van het Formatiebudgetsysteem (FBS), de vergoeding van de personele kosten aan de scholen, zelfbeheer, de schaalvergrotingsoperatie in het basisonderwijs, de ontwikkelingen rond "Weer Samen Naar School" en straks de lump-sum bekostiging brengen met zich mee dat de rollen van bestuur en directeur wijzigen. Hoe en in welke mate is deels voorspelbaar, maar ligt voor een ander deel besloten in de toekomst. Om de nodige duidelijkheid te scheppen over de huidige situatie in Leeuwarden en een basis te hebben om veranderingen in de taakverdeling snel zichtbaar te maken, is een directiestatuut een nuttig instrument. Bovendien is het wettelijk verplicht om per 23 juni 1996 een directiestatuut te hebben. Dit directiestatuut legt de taken- en bevoegdheidsverdeling tussen bestuur en directie vast. Van belang is dit directiestatuut te zien in relatie tot de volgende ontwikkelingen: a. Door de decentralisatie vanuit het Ministerie van Onderwijs en de autonomievergroting van schoolbesturen en scholen, onder andere vastgelegd in het Schevenings Beraad, is er sprake van een grotere beleidsvrijheid op schoolniveau. b. Het FBS en de daaraan gekoppelde raamovereenkomst geeft richting aan het te voeren personeels- en formatiebeleid. 12 - c. Het formatieplan waarin de meerjaren visie en beleidsvoorstellen staan verwoord en de formatie!inzet) voor het komend jaar wordt geregeld. d. Het zelfbeheer in de Leeuwarder situatie. Het voorliggende directiestatuut beschrijft de huidige verdeling van taken en bevoegdheden. Het statuut is een groeimodel. In de loop der jaren zal het directiestatuut bijstelling en aanpassing behoeven. 2, Relatie bestuur - directie Als gevolg van de toenemende autonomie voor bestuur en school, dient de relatie tussen bestuur en directie te worden herijkt. Wij zijn van mening dat het aanbevelenswaardig is dat het bestuur op hoofdlijnen stuurt en dat de directeur in belangrijke mate de verantwoordelijkheid draagt voor de voorbereiding en vormgeving in de dagelijkse praktijk van de door het bestuur vastgestelde beleidskaders. De grens tussen hoofdlijnen van beleid en de vormgeving daarvan is moeilijk in detail vast te leggen en zal daarom op papier vrij globaal blijven. Afhankelijk van de concrete situatie zullen bestuur en directie in de praktijk tot een nadere uitwerking van de taak- en bevoegdhedenverdeling moeten komen. De volgende taken achten wij bestuurstaken: Algemene eindverantwoordelijkheid Het bestuur heeft de algemene eindverantwoordelijkheid voor de gang van zaken op de school. Dit omvat o.a. gevallen waarin door derden een beroep wordt gedaan op het bestuur, conflictsituaties waarbij de directeur betrokken is e.d. Het bepalen en bewaken van de identiteit van de school Voor het openbaar onderwijs betekent dit dat het bestuur de algemene toegankelijkheid van de school dient te waarborgen en er op toe dient te zien dat het onderwijs wordt verzorgd overeenkomstig de doelstellingen van het openbaar onderwijs. Het beleid ten aanzien van toelating en verwijdering van leerlingen valt hieronder. Afstemming op bovenschools niveau Dit omvat de afstemming tussen de verschillende openbare scholen en het schooloverstijgend niveau van beleid zoals het ontwikkelen van een algemeen personeels-, financieel-, huisvestings- en onderwijskundig beleid alsmede fondsvorming en het afdekken van financiële risico's en het overleg met de Gemeenschappelijke medezeggenschapsraad. Het bepalen van de hoofdlijnen van het beleid Dit betreft het antwoord geven op vragen als: - 13 -

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1996 | | pagina 250