wij naar bijlage II van deze toelichting
Mandaat en delegatie
Juridisch zijn de begrippen delegatie en mandaat twee duidelijk verschillende
zaken. In de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB) die de codificatie bevat van het
heersende bestuursrecht, zal in de derde tranche van wetgeving die thans in
voorbereiding is een aparte afdeling worden gewijd aan delegatie en mandaat.
In de ontwerp-bepalingen worden de beide begrippen als volgt gedefinieerd:
- delegatie: het overdragen door een bestuursorgaan van zi.in bevoegdheid
tot het nemen van besluiten aan een ander die deze onder
eigen verantwoordelijkheid uitoefent.
- mandaat: het door een bestuursorgaan aan een ander verlenen van de
bevoegdheid in zi.in naam besluiten te nemen.
Deze definities zijn een duidelijke weerspiegeling van de heersende
opvattingen terzake in ons bestuursrecht. Het essentiële verschil tussen
delegatie en mandaat is dat bij delegatie de bevoegdheid (en de
verantwoordelijkheid) geheel overgaat naar degene aan wie bij delegatie de
bevoegdheid is overgedragen, en dat bij mandaat de bevoegdheid (en ook de
eindverantwoordelijkheid) blijft bij het bestuursorgaan dat mandateert. De
gemandateerde oefent de bevoegdheid slechts uit namens het oorspronkelijke
orgaa. dat ook altijd de mogelijkheid heeft om het mandaat weer in te trekken.
Bij delegatie kan de overdracht niet zonder meer ongedaan worden gemaakt. Het
kan alleen via wijziging of intrekking van de wet of verordening waarin de
delegatie is geregeld. Een dergelijk wijzigings- of intrekkingsbesluit maakt
echter niet de besluiten ongedaan die het bestuursorgaan heeft genomen toen
het de bevoegdheid nog had. Het kan dus geen terugwerkende kracht hebben.
De onderwijswetgeving mist de uitdrukkelijke wettelijke basis om delegatie toe
te passen.
Een bevoegd gezag dat kiest voor bestuur op hoofdlijnen, kan derhalve alleen
voor mandaat kiezen. De directeur oefent deze bevoegdheid namens het bevoegd
gezag uit, terwijl de laatste hiervoor verantwoordelijk blijft. Het bijgaande
directiestatuut noemt in dit kader de voorbereiding en uitvoering van het
beleid ten aanzien van de leerlingen, het beheer van materieel en huisvesting.
Afdoeningsmandaat en ondertekeningsmandaat
De mandaatfiguur kent twee verschijningsvormen: afdoeningsmandaat en
ondertekeningsmandaat. Een afdoeningsmandaat betreft de bevoegdheid binnen een
gegeven beleid besluiten te nemen. Door ondertekeningsmandaat wordt de
bevoegdheid verleend besluiten te ondertekenen die door het oorspronkelijk
bevoegde orgaan zijn genomen. Een afdoeningsmandaat gaat derhalve verder dan
het ondertekeningsmandaat: het omvat tevens het ondertekeningsmandaat.
Voor mandaat is geen toestemming van de mandataris (het orgaan waaraan mandaat
- 16 -
wordt verleend, in casu de directeur) nodig, aangezien deze formeel als
ondergeschikte van het bevoegd gezag is aan te merken.
Anders dan bij delegatie, raakt het bevoegd gezag bij mandaat in beginsel zijn
bevoegdheid niet kwijt. Het bevoegd gezag kan de gemandateerde taak of
bevoegdheid steeds ook zelf uitvoeren. Is eenmaal een taakverdeling tussen
bevoegd gezag en directeur is een directiestatuut vastgelegd, dan zal met deze
formele mogelijkheid uiteraard zorgvuldig omgegaan moeten worden.
Ondermandaat
Indien het bevoegd gezag taken en bevoegdheden heeft gemandateerd aan de
directeur kan deze de betrokken taken en bevoegdheden op zijn beurt aan een
ander mandateren. Artikel 2, vierde lid, van het directiestatuut geeft hiertoe
de mogelijkheid. Instemming van de ondermandataris is opnieuw niet verplicht.
Wel is de toestemming van de eerste mandans (het orgaan dat mandaat geeft),
het bevoegd gezag vereist om ondermandaat te verlenen.
5. Verantwoording en vertegenwoordiging.
Verantwoording
De WBO en de ISOVSO dragen het bevoegd gezag de eindverantwoordelijkheid voor
de school op. Binnen dat kader is de directeur verantwoordelijk voor alle
ingevolge het directiestatuut aan hem opgedragen taken en bevoegdheden. Hij
kan door het bevoegd gezag daarop worden aangesproken (artikel 2, derde lid,
van het directiestatuut). Deze verantwoordingsplicht omvat ook de
werkzaamheden van de adjunct-directeur, de verantwoording vindt plaats door
kwartaal-rapportages, werkbezoeken en beoordelingsgesprekken.
Het budgetbeheer en de kredietbewaking (controllersfunctie)als bedoeld in
artikel 6, derde lid. van het directiestatuut, wordt door ASBO verzorgd.
Gezien de bijzondere aard van de functie dient de controller rechtstreeks
verantwoording af te leggen aan het bevoegd gezag.
Vertegenwoordiging
De directeur zal in sommige gevallen namens het schoolbestuur extern moeten
optreden en het schoolbestuur ook juridisch moeten kunnen binden. Denk daarbij
aan verlofverlening personeel en leerlingen (o.g.v. de Leerplichtwet). Dit
wordt de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de directeur genoemd. De directeur
dient dan de bevoegdheid te krijgen de betrokken stukken te ondertekenen. In
de bijlage bij het directiestatuut dient dan in ieder geval het
ondertekeningsmandaat te worden vermeld. Zonder die bevoegdheid dient telkens
een lid van het bevoegd gezag of een namens het bevoegd gezag optredende
gemeenteambtenaar op te treden.
- 17 -