6. AANPAK
6.1. De uitvoering centraal
Bij het begin van een nieuw beleidsproces bestaat de neiging om veel plannen op papier
te produceren. Uit de ontwikkelde actieplannen blijkt, dat Leeuwarden ook in het Grote
Stedenbeleid niet is ontkomen aan uitgebreide beschrijvingen van noodzakelijk gewenste
acties. Bij het Grote Stedenbeleid gaat het natuurlijk niet om het schrijven van nota's,
maar om de activiteiten en vooral om de resultaten, die daarmee bereikt kunnen worden.
Daarom zal, in vervolg op de vaststelling van de plannen, zo snel mogelijk met de
betrokken partners worden overgegaan tot de uitvoering van acties en projecten. Bij de
ontwikkeling van het Grote Stedenbeleid zal de uitvoering centraal staan.
6.2. Vernieuwing van de relatie met het Rijk
De ontwikkeling van het Grote Stedenbeleid als een samenwerking tussen de grote steden
en het Rijk staat niet op zichzelf. De erkenning van de specifieke positie van grote steden
komt in een breder kader tot uitdrukking. De positie van de grote steden wordt ook
betrokken in de discussies rondom bestuurlijke vernieuwing en de herverdeling van het
Gemeentefonds. Het Grote Stedenbeleid is een belangrijke impuls om invulling te geven
aan de vernieuwing van bestaande verhoudingen. Leeuwarden vindt dit van belang en
daarom is het convenant Grote Stedenbeleid ook vastgesteld als beleidskader voor de
gemeente Leeuwarden.
6.3. Organisatie (ambtelijk en bestuurlijk)
Het Grote Stedenbeleid staat voor een langdurig proces van sociaal-economische,
culturele en maatschappelijke revitalisering. Het is daarom noodzakelijk dat het Grote
Stedenbeleid een structurele plaats krijgt binnen de gemeentelijke organisatie.
Het project Grote Stedenbeleid heeft een dienstoverstijgend karakter, alle diensten zijn bij
het Grote Stedenbeleid betrokken. In het kader van het besturingsmodel Leeuwarden in
Stelling (LIS) is een model ontwikkeld om dergelijke projecten in de gemeentelijke
organisatie te plaatsen en aan te sturen. Het project Grote Stedenbeleid is conform dit
besturingsmodel georganiseerd.
Op het politieke niveau is de coördinerend portefeuillehouder verantwoordelijk. De
besluitvorming kan worden ingepast in de reguliere kaders (perspectiefnota, beleidsplan
en begroting).
Op ambtelijk niveau is de gemeentesecretaris eindverantwoordelijk. De directieraad
functioneert als coördinerend orgaan. Om de uitvoering te waarborgen is de directeur
dienst Welzijn aangewezen als verantwoordelijke directeur. Deze heeft de
projectorganisatie ondergebracht in één van de sectoren van de dienst, te weten de sector
Additionele Werkgelegenheid.
21