18 19 Nieuw beleid en beleidsintensiveringen voortvloeiende uit de Perspectiefnota 1997-2000 3.2.2 Ontwikkelingsbudget Om de prioriteiten binnen het gemeentelijk beleid waar te kunnen maken, zullen de komende jaren vele projecten (tijdig) voorbereid en uitgevoerd moeten worden. Deze projecten komen voort uit vastgestelde plannen zoals de structuurschets "Leeuwarden, open stad" en/of uit overeenkomsten met derden. Uit inhoudelijk, maar zeker ook uit financieel oogpunt kan de gemeente Leeuwarden veel projecten niet alleen realiseren. Andere (gemeentelijke) overheden, externe orga nisaties, instellingen en projectontwikkelaars zullen hierin een steeds grotere rol gaan spelen. Voor de totale financiering van projecten zijn veelal exteme subsidies noodzakelijk. Om deze subsidies te verwerven geldt vaak het criterium van uitvoering op korte termijn. Voor het met succes kunnen aanboren van subsidiestromen is het dus nood zakelijk dat er tijdig voldoende passende projecten "op de plank liggen". Dat wil zeggen dat de voorbereidingen voor het project zover gevorderd zijn dat op redelijk korte termijn kan worden begonnen met de daadwerkelijke uitvoering. Concreet bete kent dit dat er een voorinvestering moet plaatsvinden. Aangezien voor de voorbereiding van en participatie in verschillende projecten binnen de reguliere budgetten veelal geen middelen beschikbaar zijn, wordt een ontwikke lingsbudget ingesteld van f 175.000,- structureel met ingang van 1996, te vermeerde ren met f 175.000,- in 1997, totaal f350.000,- structureel met ingang van 1997. Een notitie over de criteria voor de aanwending van het ontwikkelingsbudget zal binnenkort aan de Commissies Stadsontwikkeling en Economische en Sociale Zaken worden voorgelegd. 3.2.3 Investeringsfonds Een andere voorwaarde voor de realisering van ons werkgelegenheidsbeleid is de tijdige beschikbaarheid van gemeentelijke middelen voor de uitvoering van de voor bereide projecten. Omdat de financiële ruimte in enkele investeringsbronnen, zoals het stadsvernieuwingsfonds, afneemt, moet er een alternatieve vorm gevonden worden om vastgestelde plannen en/of aangegane verplichtingen te kunnen uitvoeren dan wel nakomen. Om die reden wordt een gemeentelijk investeringsfonds ingesteld. De om vang van dit fonds is circa f 50 miljoen. Van dit bedrag is f20 miljoen bestemd voor het sneller kunnen verkopen van bedrijfsterreinen op de Hemrik. De inzet van de gemeentelijke middelen is ondermeer bedoeld als aanvulling op van derden te verkrijgen bijdragen. Daarbij kan worden gedacht aan andere overheden als aan ook particuliere investeerders. Ook voor dit onderdeel van ons werkgelegenheidsbeleid zullen de bestedingscriteria nader worden geformuleerd. Een notitie terzake zal binnenkort worden voorgelegd aan de Commissies voor Stadsontwikkeling en Economische en Sociale Zaken. Voor de dekking zullen de rentereserves Frigem en Telekabel worden opgeheven, waardoor f 47,3 miljoen beschikbaar komt. Door opheffing van deze beide rentereser ves verminderen de rente-inkomsten in de beleidsperiode met f3,5 miljoen (na 2000 met f 1,1 miljoen). Nieuw beleid en beleidsintensiveringen voortvloeiende uit de Perspectiefnota 1997-2000 in de Perspectiefnota 1997-2000 is uitgegaan van een gefaseerde besteding over een periode van 5 jaar. In het kader van de begrotingsafweging 1997 stellen wij u voor deze termijn te verlengen tot 8 jaar. Ten opzichte van de Perspectiefnota 1997-2000 ontstaat daardoor een rente besparing van f 702.000,-. 3.3 Grote Stedenbeleid Het Grote Stedenbeleid vergt, naast de beschikbare middelen van het rijk, ook een financiële inspanning van de gemeente. In verband hiermee wordt, in aanvulling op de bestaande budgetten, structureel f 1,5 miljoen uit de gemeentelijke middelen gere serveerd voor de uitvoering van het Grote Stedenbeleid. Aangezien ten tijde van het opstellen van de ontwerp-Beleidsbegroting 1997 de feite lijke invulling van het Grote Stedenbeleid nog niet geheel is afgerond, is voor 1997 het budget in de begroting opgenomen als een stelpost. Op basis van de actieplannen Grote Stedenbeleid zal eind 1996 een nader besluit worden genomen over de ver deling van de beschikbare middelen. Bij de vaststelling van de Perspectiefnota 1997-2000 heeft u een motie aangenomen met betrekking tot de uitvoering van het minimabeleid. U heeft hierbij aangegeven dat het minimabeleid een van de prioriteiten moet zijn binnen het Grote stedenbeleid. U heeft besloten: de kwijtscheldingsnorm van 95 te verhogen naar 100 zodra dit door het rijk wordt toegestaan; het college van burgemeester en wethouders op te dragen een voorstel te ontwik kelen voor de invoering van een gemeentelijke kortingspas per 1 januari 1997; het college van burgemeester en wethouders op te dragen een voorstel te ontwik kelen voor de uitvoering per 1 januari 1997 van integrale schuldhulpverlening in Leeuwarden; de met de bovenstaande besluiten gemoeide kosten te dekken ten laste van de in 1997 structureel beschikbaar gestelde middelen voor het Grote Stedenbeleid. Deze motie heeft consequenties voor de besteding van de beschikbare middelen voor het Grote Stedenbeleid dan wel voor de inzet van de reservering van f 1,5 miljoen voor de uitvoering van het gemeentelijk Grote Stedenbeleid. De uitgewerkte voorstellen betreffende het minimabeleid zullen eind 1996 ter vast stelling aan u worden voorgelegd. Tevens zullen de nader uitgewerkt actieplannen Grote Stedenbeleid voor 1997 en verder ter vaststelling worden voorgelegd. Op deze wijze is een integrale afweging van de inzet van middelen mogelijk. 3.4 Dierenambulance Bij de behandeling van de Perspectiefnota 1997-2000 heeft u, vanwege het grote belang van de functie van de dierenambulance, besloten voor de dierenambulance jaarlijks een subsidiebedrag van f 5.000,- beschikbaar te stellen. Dit betekent een verhoging van f 3.500,- structureel met ingang van 1997.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1996 | | pagina 11