Blad 4
den, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen
laste behoort te blijven de gemeenteraad hem op zijn ver
zoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe
kent. Verder staat in het advies dat nu de aanleg van het
gedeelte van de Oostergoweg en de naastliggende busbaan,
voorzover aanwezig ten noorden van de spoorbaan, mogelijk
was binnen de regels van de gemeentelijke bouwverordening
en er dientengevolge geen onherroepelijk bestemmingsplan of
vrijstellingsbesluit is ontstaan, er hier geen sprake is
van een causaal verband tussen de schade en een gewijzigd
planologisch regime. De vraag of de relatie tussen de pla
nologische situatie, ontstaan door de aanleg van de Ooster
goweg en de busbaan, voorzover gelegen ten zuiden van de
spoorbaan, en de situatie van de woning van belanghebbende
zodanig is dat hieruit een schadevergoeding ex artikel 49
van de Wet op de Ruimtelijke Ordening zou kunnen voort
vloeien, wordt door de stichting ontkennend beantwoord.
"Het is duidelijk dat met de in de loop der jaren toegeno
men verkeersstroom, uit het stelsel van bestaande en gepro
jecteerde wegen in het gebied ten zuiden van de spoorbaan
op enig moment een keuze zou worden gemaakt om te worden
opgewaardeerd tot verbindingsweg met het centrum. Het geko
zen tracé zal dan vanuit zuidelijke richting op enig punt
aansluiten op het gebied waarop de gemeentelijke bouwveror
dening van toepassing is, waar dan vervolgens zonder plano
logische belemmering een weg kan ontstaan zoals deze thans
naast de woning van belanghebbende ligt".
Op grond van het vorenstaande is de stichting van mening
dat het verzoek van belanghebbende dient te worden afgewe
zen
Standpunt van het college.
Met de inhoud van het advies van de Stichting Adviesbureau
Onroerende Zaken kunnen wij ons volledig verenigen.
Volledigheidshalve merken wij nog op, dat de heer Van der
Wal in de gelegenheid is gesteld eventuele opmerkingen naar
aanleiding van het advies van de stichting naar voren te
brengen, maar dat geen reactie is ontvangen.
Blad 5
Onder mededeling, dat de Commissie voor Stadsontwikkeling
in haar op 22 oktober 1996 gehouden vergadering heeft gead
viseerd met het vorenstaande in te stemmen, stellen wij u
voor te besluiten overeenkomstig bijgevoegd ontwerp-be-
sluit
Leeuwarden, 7 november 1996.
Burgemeester en wethouders van Leeuwarden,
drsH.H. Apotheker burgemeester.
mr. F.M.J. Steijvers
secretaris.