Blad 4 Onder de huidige wetgeving kan overtreding van deze ver plichting in beginsel leiden tot een bestuursrechtelijke èn een strafrechtelijke sanctie, hoewel in feite deze ongewen ste samenloop van sancties werd voorkomen door een justiti ële richtlijn over aangifte- en vervolgingsbeleid terzake van sociale zekerheidsfraude. De uitkeringsfraude van rela tief geringe omvang dient te worden afgedaan met een be stuursrechtelijke reactie, meestal bestaande uit een verla ging van de uitkering. Het karakter van deze verlaging stond ter discussie. Als deze verlaging zou kunnen worden gekwalificeerd als een straf, dan zou de belanghebbende dezelfde internationaalrechtelijke waarborgen ten deel val len als de burger tegen wie een strafvervolging is inge steld. Deze waarborgen bestaan onder meer uit toegang tot de onafhankelijke rechter, vermoeden van onschuld, zwijg recht, tolkenhulp e.d. De wetgever heeft een einde gemaakt aan de discussie door het bestraffende karakter van de sanctie, nu boete geheten, voorop te stellen. Het voornemen om een boete op te leggen wordt aangemerkt als een daad van rechtsvervolging, met als gevolg dat de procedurele waarborgen moeten worden toegekend. De Abw, Ioaw en Ioaz voorzien vanaf 1 januari 1997 in die rechten. Het is niet altijd duidelijk waar de informatieplicht op houdt en het zwijgrecht begint. Wij hebben gemeend op grond van de in het beleidsplan genoemde redenen een functie scheiding tot stand te brengen tussen medewerkers die de rechtmatigheid van de lopende uitkering onderzoeken en de medewerker die belast is met het voorbereiden van het be sluit waarbij een boete wordt opgelegd. Op deze wijze is verzekerd dat de betrokkene niet tekort wordt gedaan in zijn belangen. Bij AMvB is de hoogte van de boete genormeerd: 15% van het fraudebedrag maar tenminste f 100,-, ook als de overtreding niet heeft geleid tot benadeling van de gemeente. De hoogte van de boete kan worden afgestemd op de mate van verwijt baarheid en de persoonlijke omstandigheden. Het beleidsplan geeft aan hoe deze criteria worden toegepast. 2.4. terugvordering van fraudeschulden De Abw verplicht tot terugvordering, tenzij dringende rede nen aanleiding geven om af te zien van (verdere) terugvor dering. Dit geldt in versterkte mate voor terugbetaling van fraudeschulden. Het voordeel dat de belanghebbende zich door het geven van onjuiste informatie heeft toegeëigend, moet hem worden ontnomen. Het tot heden gevoerde gemeentelijk beleid is op deze prin cipes gebaseerd en is -kort samengevat- als volgt. In beginsel wordt een fraudeschuld geheel teruggevorderd. Blad 5 De termijnen van terugbetaling worden afgestemd op het laakbare karakter van de overtreding van de informatiever plichting. Als betaling ineens niet mogelijk is, wordt de termijn van terugbetaling bepaald aan de hand van de terug betalingscapaciteit van de debiteur. Op het niveau van het sociaal minimum wordt de terugbetalingscapaciteit in begin sel gesteld op 7,5%. Langdurige verplichtingen kunnen in sociaal en economisch opzicht nadelige gevolgen hebben. Ter voorkoming van probleemsituaties kan na verloop van tijd -in het algemeen na drie jaren- de terugbetaling worden gematigd, indien en voor zover nodig. Dit is afhankelijk van een individuele afweging van belangen, waarbij factoren als verwijtbaarheid terzake van het ontstaan van de schuld, de reeds gedane betalingen, de wijze waarop de debiteur heeft meegewerkt aan de betalingsregeling, de verwachting over de nakoming van de betalingsverplichting in de toekomst etc. een rol spelen. Als het voortbestaan van de schuld leidt tot een bedrei gende problematische situatie kan als laatste optie voor waardelijke of definitieve buiten-invordering-stelling wor den overwogen. Deze opties komen pas aan de orde als: - voorzienbaar is dat de debiteur langdurig niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schuld of - het voortbestaan van de schuld een belemmering is voor de totstandkoming van een schuldsanering. De Rijksconsulent is bekend met dit gemeentelijk beleid. Per 1 januari 1997 kent de Abw, naast de reeds bestaande mogelijkheid om in geval van dringende redenen af te zien van terugvordering, beide vorenvermelde gronden ook als expliciete reden voor buiten-invordenng-stelling, zij het met de beperking dat deze reden niet geldt voor schulden die te wijten zijn aan de debiteur. Fraudeschulden vallen dus buiten het bereik van deze twee uitzonderingen op de verplichting tot terugvordering. Wij zullen -in samenspraak met de rijksconsulent- onderzoe ken, of het tot heden gevoerde beleid dat op individualise rende wijze toepassing geeft aan de al langer bestaande wettelijke grondslag voor het afzien van (verdere) terug vordering kan worden voortgezet. 2.5. uitvoeringskosten De Wet boeten trekt een zware wissel op de capaciteit van de uitvoeringsorganisatie. De wet leidt tot vele extra ac tiviteiten en besluiten die vanwege het voor de uitkerings- ontvangende belastende karakter met een grote mate van zorgvuldigheid moeten worden voorbereid.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1996 | | pagina 193