Blad 6
het voortgezet onderwijs betreft, te verstrekken
door de hoofdgebruiker van het gebouw waarin het
medegebruik plaatsvindt;
5° gegevens over het adres, het stichtingsjaar en de
oppervlakte van de oefenzaal indien een bevoegd ge
zag van een niet door de gemeente in stand gehouden
school voor basisonderwijs, (voortgezet) speciaal
onderwijs of voortgezet onderwijs eigenaar is van
een gymnastiekruimte
4 De in het tweede lid onder b genoemde periodieke gege
vens omvatten:
1° een afschrift van de jaarlijkse opgave aan de minis
ter van het aantal leerlingen dat op de wettelijk
teldatum staat ingeschreven op de school, die geheel
of gedeeltelijk gehuisvest is in een gebouw gelegen
op het grondgebied van de gemeente;
2° een afschrift van een tussentijdse opgave aan de
minister van het aantal leerlingen dat staat inge
schreven op de school in verband met een groei van
het aantal leerlingen;
3° indien de school gedeeltelijk is gehuisvest in een
of meer locaties op het grondgebied van de gemeente,
een opgave van het aantal leerlingen op de wettelij
ke teldatum per locatie.
De onder 1° en 2° vermelde gegevens worden door het be
voegd gezag tegelijkertijd met de opgave aan de minister
verstrekt aan burgemeester en wethouders. De in het der
de lid vermelde gegevens worden door het bevoegd gezag
gevoegd bij de jaarlijkse opgave als bedoeld onder 1°.
5 Een bevoegd gezag van een school voor basisonderwijs en
(voortgezet) speciaal onderwijs verstrekt jaarlijks voor
1 april voorafgaande aan het volgende schooljaar een
opgave van de voor dat schooljaar voor de school gewen
ste onderwijsgebruik van een gymnastiekruimte. Deze op
gave bevat de volgende gegevens:
1° de gewenste omvang van het onderwijsgebruik uitge
drukt in een aantal klokuren;
2° de aanduiding van de gymnastiekruimte of ruimten
waarin het gebruik wordt gewenst;
3° de tijden waarop het onderwijsgebruik gedurende een
schoolweek wordt gewenst.
6 In aanvulling op de in het eerste tot en met vijfde lid
bedoelde gegevens verstrekken de bevoegde gezagsorganen
op verzoek van burgemeester en wethouders alle
inlichtingen die nodig zijn voor de uitvoering van deze
verordening. Hieronder kunnen in ieder geval zijn begre
pen
1° een oordeel over de juistheid en volledigheid van
door burgemeester en wethouders voorgelegde gegevens
die betrekking hebben op het bevoegd gezag;
Blad 7
2° inlichtingen die noodzakelijk zijn voor het opmaken
van de staat van het onderhoud als bedoeld in arti
kel 37.
HOOFDSTUK 2 Programma en overzicht
Paragraaf 2.1 Aanvragen programma
Artikel 6
Indiening aanvraag
1 Een aanvraag voor opneming van een voorziening op het
programma wordt voor 1 oktober voorafgaande aan het jaar
van vaststelling van het betreffende programma door het
bevoegd gezag ingediend bij burgemeester en wethouders.
Hierbij wordt gebruik gemaakt van een door burgemeester
en wethouders vastgesteld aanvraagformulier.
2 Indien de aanvraag niet voor 1 oktober is ingediend,
besluiten burgemeester en wethouders de aanvraag niet te
behandelen. Het besluit de aanvraag niet te behandelen
wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken
na ontvangst van de ingediende aanvraag.
Artikel 7
Inhoud aanvraag; gelegenheid tot aanvullen aanvraag
niet behandelen onvolledige aanvraag
1 De aanvraag vermeldt in ieder geval:
a de naam en het adres van de aanvrager;
b de dagtekening;
c de naam van de school en, voorzover van toepassing,
het gebouw ten behoeve waarvan de voorziening is
bestemd;
d welke voorziening wordt aangevraagd;
e de onderbouwing van de noodzaak en de omvang van de
gewenste voorziening;
f de geplande aanvangsdatum van uitvoering van de
voorziening
2 In aanvulling op de in het eerste lid vermelde gegevens
gaat de aanvraag vergezeld van:
a een prognose van het te verwachten aantal leerlingen
van de school, die voldoet aan de in bijlage II om
schreven vereisten, tenzij het een voorziening be
treft als bedoeld in artikel 2, onder a onderdelen 6°
tot en met 8° en artikel 2, onder d, e en f;
b de aanduiding van de gewenste plaats waar de voor
ziening moet worden gerealiseerd, indien het een
voorziening betreft als bedoeld in artikel 2, onder
a, onderdelen 1° tot en met 4°;