Blad 2 de wet regelt ook de weigeringsgrondenEen voorziening wordt geweigerd indien: niet aan de formele eisen voor indiening is voldaan; de voorziening niet noodzakelijk is; op een andere wijze in de behoefte kan worden voor zien, bijvoorbeeld door medegebruik. Om dat medege bruik te kunnen realiseren krijgt de gemeente het recht leegstaande lokalen te vorderen van een schoolbestuur; de voorziening noodzakelijk is als gevolg van ver wijtbare nalatigheid van het schoolbestuur; het door de gemeenteraad vastgestelde budget niet toereikend is; in afwijking van hetgeen in de wet geregeld wordt, kan een gemeente met een schoolbestuur overeenkomen dat het schoolbestuur zelf verantwoordelijk wordt voor de huis vestingsvoorzieningen en daarvoor van de gemeente jaar lijks een bedrag ontvangt; de zogenaamde doordecentra lisatie. Dit kan gaan om alle huisvestingsvoorzieningen, maar ook om een gedeelte daarvan. De gemeenteraad kan voor waarden stellen aan de doordecentralisatie. De wet kent ook een aantal overgangsbepalingen. Deze dienen met name om te bewerkstelligen dat er geen "gat" ontstaat in de toekenning van huisvestingsvoorzieningen door de overgang. De overgangsbepalingen komen er in het kort op neer dat alle beschikkingen die nog door de minister zijn afgegeven, door de gemeenten moeten worden gefinancierd. Dit zijn merendeels beschikkingen voor permanente voorzie ningen in 1997. Gemeenten moeten zelf beslissingen nemen ten aanzien van een deel van de tijdelijke voorzieningen in 1997 en de spoedvoorzieningen in 1997. Ter uitvoering van de overgangsbepalingen uit de wet voorziet de verordening in een overgangsregeling, neergelegd in hoofdstuk 8. 3De financiën Vanaf 1 januari 1997 zal de huidige geldstroom voor huisvestingsvoorzieningen van het Ministerie van OCenW aan gemeenten worden stopgezet en worden vervangen door een gemeentefondsuitkering In de Financiële verhoudingswet is vastgelegd op welke wij ze de verdeling van de middelen plaatsvindt. Het gaat om een bedrag van ruim f 1,7 miljard, zijnde het bedrag dat op dit moment door het Rijk wordt ingezet voor de onderwijs huisvesting In de memorie van toelichting bij de wijziging van de WBO, ISOVSO en WVO in verband met de decentralisatie van de on derwijshuisvesting, alsmede in de juni-circulaire Gemeente fonds 1996 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, is een uitvoerige passage opgenomen over de verdeling van de middelen en de maatstaven die daarvoor gebruikt worden. Blad 3 4. Het overleg met het lokale onderwijsveld; consensusmodel In de wet is een aantal malen overleg met bijzondere scho len of hun vertegenwoordigers voorgeschreven (zie de Veror dening procedure overleg huisvesting onderwijs). Méér ech ter dan een wettelijke verplichting is het overleg een in strument om lokaal onderwijs(huisvestings)beleid te voeren. Het is niet alleen van belang om draagvlak te verkrijgen voor de intenties van de gemeente, maar ook nuttig om in zicht te krijgen in de wensen en mogelijkheden van school besturen. Met name indien een gemeente de onderwijshuisves ting wil inbedden in het bredere lokaal onderwijsbeleid, is goed overleg onontbeerlijk. In het onderstaande wordt onder andere beschreven wat het programma, het overzicht en de urgentiecriteria inhouden. De toepassing van deze wettelijke instrumenten kén ertoe leiden dat het huisvestingsbeleid niet meer wordt dan het van jaar tot jaar toe- en afwijzen van ingediende verzoe ken. Op die wijze is het niet alleen onmogelijk om inte graal beleid te voeren; ook de ontwikkeling van een meerja renperspectief is dan niet aan de orde. Indien echter, in overleg met het onderwijsveld, gekomen kan worden tot een meerjarenplanning kunnen de formele in strumenten in belangrijke mate achterwege blijven. Van de scholen wordt dan gevraagd inzicht te geven in hun meerja renplanning en de daaruit voortvloeiende huisvestingswen sen. De gemeente geeft aan wat, naar verwachting, de financiële mogelijkheden zijn en of er ontwikkelingen op andere gemeentelijke beleidsterreinen verwacht worden die mogelijk van invloed zijn op de onderwijshuisvesting. Ver volgens wordt, in gezamenlijk overleg, een planning voor de komende jaren vastgesteld. Dat kan met inachtneming van de urgentiecriteria die in de verordening vastliggen, maar hier kan ook van worden afgeweken als daarover consensus bestaat. De meerjarenplanning leidt vervolgens ieder jaar tot het plaatsen van een aantal voorzieningen op het pro gramma dat door de raad wordt vastgesteld. Dat vereist ove rigens van de gemeente dat zij een reëel inzicht, ontleend aan de meerjarenbegroting, geeft in de financiële moge lijkheden op langere termijn. Dit systeem kan namelijk al leen werken als, weliswaar niet formeel maar wel materieel, rechten ontleend kunnen worden aan de meerjarenplanning. Dat betekent dat alleen in geval van calamiteiten van de meerjarenplanning wordt afgeweken. Als die zich niet voord oen, rust op de gemeente tenminste de morele plicht om de meerjarenplanning op de overeengekomen wijze uit te voeren. Uiteraard geldt dan voor de schoolbesturen dat zij, calami teiten daargelaten, geen aanvragen indienen buiten de meer jarenplanning om.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1996 | | pagina 259