Blad 6
Programma's van eisen blijvende voorzieningen voortge
zet onderwijs;
Programma's van eisen tijdelijke voorzieningen voortge
zet onderwijs;
Programma's van eisen inventaris voortgezet onderwijs;
Ruimtelijk normeringssysteem (RNS) voortgezet onder
wijs.
5. Uitgangspunten
In de verordening is uitgegaan van integraal gemeentelijk
huisvestingsbeleid. Dat betekent dat niet op voorhand een
scheiding wordt aangebracht tussen basis-, speciaal en
voortgezet onderwijs. Hieruit vloeit niet alleen voort dat
ervan uit wordt gegaan dat de gemeenteraad één budget vast
stelt voor alle mogelijke huisvestingsvoorzieningen, maar
ook dat bij het opstellen van de beoordelingscriteria waar
mogelijk wordt uitgegaan van één systematiek.
Om het mogelijk te maken dat het onderwijshuisvestingsbe-
leid zoveel mogelijk wordt ingebed in het totale gemeente
lijke beleid, wordt bij de aanvraag- en toekenningsprocedu
re de gemeentelijke begrotingscyclus gevolgd. Op die wijze
wordt bewerkstelligd dat een brede lokale afweging wordt
gemaakt binnen het totaal aan beschikbare gemeentelijke
middelen. Het programma met daarop de huisvestingsvoorzie
ningen die door de gemeente worden vergoed, wordt in prin
cipe dan ook gelijktijdig met de begroting vastgesteld. Op
die wijze zijn het bedrag op de begroting en de toegekende
voorzieningen altijd met elkaar in overeenstemming. Er is
dus geen sprake van een vooraf vastgesteld budget, waarna
vervolgens zoveel voorzieningen worden toegekend als het
budget toelaat. Een dergelijke handelwijze kan ertoe leiden
dat niet voldaan wordt aan de opdracht tot adequate
huisvesting, omdat absoluut noodzakelijke voorzieningen
niet aan bod komen. Evenzeer is het denkbaar dat voorzie
ningen die niet absoluut noodzakelijk zijn worden toege
kend, omdat er nu eenmaal budget is. Dat 'overtollige' bud
get kan wellicht beter ingezet worden voor andere gemeente
lijke beleidsterreinen.
Een ander uitgangspunt van de verordening betreft de effi
ciency. Niet alleen vanwege de vooraf opgelegde efficiency
korting, maar ook vanwege het algemene belang om zo zorg
vuldig mogelijk om te springen met gemeenschapsgelden,
heeft dit item een groot accent gekregen in de verordening.
De inzet is het zoveel mogelijk gebruik maken van bestaande
huisvestingscapaciteit. Dat komt tot uitdrukking in de be
oordelingscriteria die worden toegepast bij verzoeken om
nieuwe huisvestingsvoorzieningen, maar bijvoorbeeld ook bij
het toekennen van ruimte voor gymnastiekonderwijs. Bij dat
laatste wordt het uitgangspunt verlaten dat bij een bepaal
de omvang van het gebruik recht bestaat op een 'eigen' gym
lokaal, en wordt uitgegaan van gemeentelijke accommodaties
Blad 7
die beschikbaar worden gesteld voor het onderwijs.
Het maatwerk, een van de andere belangrijke redenen voor
decentralisatie van de onderwijshuisvesting, komt onder
andere tot uitdrukking in de vergroting van autonomie die
aan schoolbesturen wordt gegeven. Niet langer worden gede
tailleerde eisen gesteld aan de vorm waarin een huisves
tingsvoorziening wordt uitgevoerd; er worden slechts mini
male normen vastgelegd. Zo geldt bijvoorbeeld een minimum
oppervlakte voor een lesruimte, om te bewerkstelligen dat
een gebouw ook functioneel is voor eventuele andere gebrui
kers, maar geen minimumnorm voor het totale gebouw. De
verordening gaat ook niet uit van een genormeerd systeem
van periodieke toekenning van bedragen voor groot onderhoud
en renovatie. Als dergelijke voorzieningen gewenst worden,
dan wordt de noodzaak ervan getoetst. Het maatwerk komt ook
tot uitdrukking in de wijze waarop de vergoeding van de
kosten van bepaalde voorzieningen tot stand komt. De wet
schrijft voor dat de gemeenteraad daarvoor normen vastlegt.
In de memorie van toelichting is aangegeven dat dat ook kan
inhouden dat met een zogenoemde offertesystematiek wordt
gewerkt. In de verordening is ervoor gekozen de vergoeding
voor alle voorzieningen waarvoor dat mogelijk is te norme
ren in de vorm van een soort van programma's van eisen.
Voor de voorzieningen waarvoor dat niet mogelijk is wordt
uitgegaan van de offertelijn. Die houdt in dat een school
bestuur bij de aanvraag een begroting overlegt. Na eventue
le bijstelling daarvan wordt een voorlopig vergoedingsbe
drag vastgesteld. Als de voorziening door de raad is goed
gekeurd, vraagt het schoolbestuur een aantal offertes. Op
basis daarvan wordt vervolgens het definitieve vergoe
dingsbedrag bepaald. Op die wijze ontstaat ook in de ver
goeding van de voorzieningen het benodigde maatwerk. In de
artikelsgewijze toelichting is aangegeven dat ook de ver
goedingsbedragen die genormeerd zijn, kunnen worden ver
vangen door de offertelijn.
Over het geheel genomen is in de verordening geen sprake
van een principiële breuk met het huidige rijksbeleid. Zo
zijn de normbedragen afgeleid van de voormalige programma's
van eisen en zijn bijvoorbeeld bij verwijsafstanden groten
deels de rijkscriteria overgenomen. Waar mogelijk zijn wel
vereenvoudigingen aangebracht. De reden voor de vertaling
van grote delen van het rijksbeleid is tweeledig. Enerzijds
is het bedrag dat wordt overgeheveld naar gemeenten geba
seerd op dit beleid. Grote afwijkingen hiervan kunnen soms
tot meerkosten leiden. Anderzijds laat deze keuze alle
mogelijkheden open om in het overleg met de schoolbesturen
tot een werkelijk lokale invulling te komen.
Als laatste, maar zeker niet onbelangrijkste uitgangspunt,
kan de gelijke behandeling van openbaar en bijzonder onder
wijs genoemd worden.