Blad 2 onder c. Reden hiervoor is dat in deze bijlage buiten schilderwerk niet als voorziening in de huisvesting is op genomen. (Een vergoeding voor het buitenschilderwerk vormt overigens een onderdeel van de vergoeding voor de materiële instandhouding, welke een schoolbestuur rechtstreeks van het rijk ontvangt.) De benoemde activiteiten die wel als zodanig zijn aan gemerkt, hebben daarmee een limitatief karakter. Uiteraard heeft iedere gemeente de vrijheid tot verruiming van de opgesomde activiteiten over te gaan, maar dus niet tot in perking In artikel 2 zijn de in de wet globaal aangeduide voorzie ningen in de huisvesting (zie bijvoorbeeld artikel 66 WBO) nader gespecificeerd. Op dit punt onderscheidt het zich van de in artikel 1 verklaarde begrippen. Ad a 1° Het begrip nieuwbouw omvat tevens het begrip vervangende nieuwbouw. 2° Ingevolge het bepaalde in bijlage I gaat het bij uit breiding in het primair onderwijs om een noodzakelijke uitbreiding voor de huisvesting van minimaal één groep. 3° Ingebruikneming komt als term voor een voorziening in de huisvesting in de wet niet voor, maar wordt daar aan geduid met 'bestaand gebouw of een gedeelte daarvan'. Het kan daarbij gaan om zowel een onderwijsgebouw dat geheel leegstaat als een niet onderwijsgebouw. Bij ingebruikneming worden de gebouwen bestemd voor onder wijsdoeleinden. Bij gedeeltelijke leegstand in schoolge bouw waarvan een andere schooJ gebruikt maakt is er sprake van medegebruik. 4° Verplaatsing is beperkt tot noodlokalen vanwege de aard van een gebouw (men kan zich in de praktijk weinig voor stellen bij een verplaatsing van een permanent gebouw, dan ië er sprake van vervangende nieuwbouw) 5° Toekenning van terrein voor de realisering van de bouw of uitbreiding van een onderwijsgebouw is geen automa tisme zoals voor de decentralisatie in het primair on derwijs het geval was. Een toekenning van terrein vindt nu alleen nog maar plaats wanneer de grond nodig is voor de feitelijke realisering van de huisvestingsvoorzie ning 6°/7° Het onderscheid tussen onderwijsleerpakket en meubilair is gemaakt om bij een uitbreiding op basis van de toepassing van de 'gewichtenscore' in het basisonder wijs alleen de voorziening OLP te hoeven toekennen. De handelwijze om bij fusies uit te gaan van de inbreng van het bestaande meubilair en onderwijsleerpakket in de gefuseerde school betekent een verscherping ten opzichte van het huidige toekenningsbeleid, maar is in het kader van het bereiken van efficiency en het leveren van maat- Blad 3 werk op lokaal niveau te rechtvaardigen. De afwijkende terminologie voor het voortgezet onderwijs (leer- en hulpmiddelen) vloeit voort uit de wet. 8° Medegebruik beperkt zich in principe tot gebouwen die reeds in gebruik zijn bij primair en voortgezet onder wijs. De genoemde schoolsoorten in het (v)so betreffen de volgende. Voor een bad voor bewegingstherapie: een school voor lichamelijk gehandicapte kinderen of meer voudig gehandicapte kinderen met een lichamelijke handi cap. Voor een bad voor watergewenningeen school voor zeer moeilijk lerende kinderen of meervoudig gehandicap te kinderen. Ad b en c Het kan tot verwarring leiden dat de term 'aanpassing' in het primair onderwijs iets anders betekent dan in het voortgezet onderwijs (daar betekent het vooral onderhoud). Bovendien is onderhoud in het voortgezet onderwijs geen voorziening die in de wet wordt onderscheiden en kan daar door dus niet worden aangevraagd. In bijlage I van de mo delverordening zijn daarom ter verduidelijking de overzich ten, die ook onderdeel vormen van de toelichting op de wet, overgenomen. In deze overzichten is aangegeven welke onderhoudsactiviteiten voor het primair onderwijs (over zicht I 1) en welke activiteiten behorend tot de aanpas singen voortgezet onderwijs (overzichten I 2 en I 3) in beginsel voor rekening van de gemeente kunnen worden ge bracht. Daarnaast is in bijlage I verder inhoud gegeven aan de voor de invoering van de decentralisatie in het primair onderwijs gehanteerde begrippen 'partiële en algehele aan passing'. Hiermee is in bijlage I de concrete inhoud van de begrippen aanpassing en onderhoud aangegeven. Ad d Voor het begrip constructiefouten is een 'definitie' gefor muleerd, gebaseerd op de in het verleden hierover gevormde jurisprudentie. Als een constructiefout een directe belem mering vormt voor de voortgang, kan het herstel van de fout op grond van de spoedprocedure (artikel 19 e.v.) worden aangevraagd. Kan het herstel van de fout wel uitstel dulden dan is de mogelijkheid tot het aanvragen van plaatsing van een voorziening op het programma de meeste geëigende proce dure. In dat laatste geval zijn de gewone urgentiecriteria alsmede de financiële weigeringsgrond van toepassing. Voor het voortgezet onderwijs geldt dat het herstel van een constructiefout aan de binnenzijde van een gebouw voor re kening komt van het schoolbestuur, voor zover de kosten hiervan het bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen drempelbedrag niet overschrijden (zie artikel 7 6c WVO)

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1996 | | pagina 266