Blad 16
alle schoolbesturen duidelijkheid te bieden. Dit kan door
bijvoorbeeld in de meerjarenbegroting voor bepaalde huis
vestingsvoorzieningen een apart budget op te nemen en daar
bij te waarborgen dat dit bedrag ook beschikbaar komt ten
tijde van de vaststelling van het programma. Een dergelijk
deelbudget dient in combinatie met de volgorde van de hoofd
en subprioriteiten zoals opgenomen in bijlage V te worden
bezien. Afhankelijk van de aard van de prioriteit kan een
wijziging in deze volgorde nodig zijn om te bewerkstelligen
dat het deelbudget ook daadwerkelijk kan worden aangewend
voor de beoogde prioriteit in het huisvestingsbeleid. Wordt
de volgorde van de prioriteiten namelijk niet aangepast aan
de gewenste intensivering van bepaalde onderdelen van het
beleid, dan bestaat de kans dat de beschikbare middelen
ingevolge de niet aangepaste volgorde van urgentiecriteria
moeten worden aangewend voor andere voorzieningen.
Het is evident dat eventuele accenten binnen het toeken-
ningsbeleid altijd in het verlengde dienen te liggen van de
gemeentelijke zorgplicht voor een adequate huisvesting.
Dergelijke accenten mogen met andere woorden de reguliere
noodzakelijke voorzieningen zoals uitbreidingen en onder
houd niet onmogelijk maken. Voorts zullen de beleidsaccen
ten en de daaruit voortvloeiende deelbudgetten in relatie
tot een bijstelling van de prioriteiten altijd in en na
overleg met de schoolbesturen moeten worden aangebracht. Zo
is bijvoorbeeld een voorgenomen wijziging in de urgentie
criteria (bijlage V) aan te merken als een wijziging van de
verordening, waaraan op overeenstemming gericht overleg
vooraf moet gaan met de schoolbesturen.
Leden 2 en 3
Uitgangspunt van de modelverordening is de koppeling aan de
begrotingscyclus. Dat leidt ertoe dat gelijktijdig met de
begroting ook het programma en het daaruit voortvloeiende
overzicht worden vastgesteld. Ter bescherming van de aan
vragers wordt een uiterste datum binnen het lopende kalen
derjaar gesteld.
Het spreekt voor zich dat de gemeenteraad geen programma
hoeft vast te stellen, indien geen voorziening in de huis
vesting nodig is noch een aanvraag is ingediend. Dit is in
de wet zelf geregeld. Hetzelfde geldt voor het overzicht,
met dien verstande dat de vaststelling van een overzicht
achterwege kan blijven wanneer alle aanvragen worden ge
plaatst op het programma of wanneer er geen aanvragen zijn
ingediend - en er dus ook geen kunnen worden afgewezen.
Lid 4
Overschrijding van de uiterste datum van de programmavast
stelling leidt er automatisch toe dat alle aangevraagde
voorzieningen voor vergoeding in aanmerking moeten worden
gebracht, net zoals dat bij de minister van OCenW het geval
was. Om praktische redenen is ervoor gekozen om ook te ver
Blad 17
melden dat het bijbehorende (norm)bedrag beschikbaar wordt
gesteld; de aanvrager weet dan waar hij aan toe is. Wel
moet in zo'n geval nog overleg over de wijze van uitvoering
plaatsvinden en moet geregeld worden dat voor een bepaalde
datum een bouwopdracht etc. moet zijn verleend.
Artikel 12
Inhoud programma
Lid 1
In dit lid, dat een belangrijk onderdeel van de verordening
betreft, namelijk de inhoud van het huisvestingsprogramma,
komt voor alle duidelijkheid tot uitdrukking dat de raad
het programma vaststelt als resultante van de toetsing aan
de in de wet limitatief omschreven weigeringsgrondenEen
deel van deze weigeringsgronden wordt voor wat betreft hun
feitelijke toepassing geoperationaliseerd via de nadere
regels die de raad stelt op de onderdelen, genoemd in de
tweede volzin.
Zo zijn de 'beoordelingscriteria' een nadere invulling van
de toets of de aangevraagde voorziening noodzakelijk is en
of de aanvraag een voorziening betreft als genoemd in arti
kel 2 van de verordening.
De criteria voor de prognose operationaliseren de wettelij
ke weigeringsgrond 'dat de gewenste voorziening niet ge
rechtvaardigd is op grond van de te verwachten ontwikkeling
van het aantal leerlingen
De regels over de oppervlakte en indeling van schoolgebou
wen doen ditzelfde ten aanzien van de weigeringsgrond
'...dat de gewenste voorziening niet gerechtvaardigd is op
grond van de aard en omvang van de voorzieningen waarover
de school reeds beschikt'.
De concrete invulling van deze regels wordt niet in de romp
van de verordening uitgeschreven, maar in de in artikel 12
genoemde bijlagen. Artikel 12 vormt daarmee, zoals ook bij
andere bepalingen uit de romp het geval is, de kapstok voor
de gedetailleerde uitwerkingen van bepaalde elementen in de
bijlagen.
De urgentiecriteria zijn apart gepositioneerd, omdat deze -
in tegenstelling tot de andere regels in het eerste lid -
niet noodzakelijk bij de programmavaststelling behoeven te
worden toegepast. De urgentiecriteria komen pas in beeld
wanneer er meer aanvragen liggen dan waarvoor er budget be
schikbaar is.
Lid 2
De zinsnede 'voor zover van toepassing' kan ook op de ver
goeding betrekking hebben. Zo zijn er voorzieningen denk
baar waarvoor het niet nodig is om een bedrag beschikbaar
te stellen. Hierbij kan worden gedacht aan medegebruik in
een (onderwijs)gebouw dat geschikt is en waaraan dus geen
aanpassingen hoeven plaats te vinden.