Blad 28
bruik. Aangezien het dan echter altijd gaat om gebruik dat
overeenkomt met de bestemming van het gebouw, zal het over
leg daarover meer een praktisch dan een principieel karak
ter kunnen hebben.
De artikelen 29 t/m 33 werden toegepast als er een aanvraag
van een bevoegd gezag voor plaatsing op het programma of
voor de spoedprocedure is gedaan. Dat kan een aanvraag om
medegebruik zijn, maar het kan ook een andere aanvraag zijn
die wordt afgewezen en waarin door middel van medegebruik
wordt voorzien.
Voorbeeld: er komt een aanvraag binnen om de uitbreiding
van een basisschool op het programma te plaatsen. De bepa
lingen van artikel 12 (regels voor de vaststelling van het
programma) zijn van toepassing op die aanvraag. In artikel
12 wordt onder meer verwezen naar bijlage I. In die bijlage
is gesteld dat de uitbreiding niet wordt bekostigd als er
binnen 2.000 meter hemelsbreed sprake is van leegstand waar
medegebruik kan plaatsvinden. Binnen die afstand blijkt
geschikte leegstand aanwezig te zijn, hetgeen wordt gecon
stateerd aan de hand van artikel 30 (omschrijving leeg
stand) Tevens wordt geconstateerd dat de situatie als be
doeld in artikel 31, lid 1 (de leegstand is al door het
bevoegd gezag in medegebruik gegeven aan een andere school)
zich niet voordoet. Die constatering kan plaatsvinden aan
de hand van de gemeentelijke gegevensadministratie; op
grond van artikel 5 moet een bevoegd gezag immers melden
dat er sprake is van medegebruik. Burgemeester en wethou
ders delen in het overleg als bedoeld in artikel 10 (het
overleg over het programma) mede dat zij voornemens zijn de
raad voor te stellen om de wettelijke weigeringsgrond ge
noemd in artikel 74, lid ld WBO toe te passen (de aanvraag
wordt geweigerd als er door middel van medegebruik in de
huisvestingsbehoefte kan worden voorzien)Over dat voorne
men wordt op grond van artikel 32 overleg gevoerd met het
bevoegd gezag dat de aanvraag heeft ingediend en met het
bevoegd gezag waarvan leegstand gevorderd zal worden. Dat
overleg maakt deel uit van het overleg over het programma
als bedoeld in artikel 10. Er wordt voorzien in de aanvraag
door toepassing te geven aan artikel 31 (volgorde van vor
deren) en 32 (overleg en mededeling)De beschikking voor
het bevoegd gezag dat de uitbreiding heeft aangevraagd (on
derdeel van het programma) luidt als volgt: de aanvraag
wordt afgewezen en in plaats daarvan wordt medegebruik in
gebouw toegekend. Het bevoegd gezag waarvan gevor
derd wordt krijgt op grond van artikel 32 een vorderingsbe
schikking, tenzij in het overleg is aangegeven dat er tegen
de vordering geen bezwaar bestaat.
Wat de verhuur betreft kan de regeling in de verordening
beperkt zijn; de wet regelt immers uitputtend wanneer wel
en niet sprake kan zijn van verhuur.
Blad 29
Artikel 29
Aanduiding omstandigheden
In dit artikel is aangegeven dat er, alvorens burgemeester
en wethouders kunnen overgaan tot vordering, eerst sprake
moet zi^n van een aanvraag om een huisvestingsvoorziening
voor een school, en dat er bij die school ook een aantoon
baar tekort aan huisvesting is. Lid lb ziet op de situatie
dat er bijvoorbeeld sprake is van een omvangrijke
onderhouds- of aanpassingsbehoefte, terwijl medegebruik
daarvoor een alternatief vormt. De leden lc en d regelen
dat er sprake dient te zijn van leegstand.
Artikel 30
Omschrijving leegstand
Lid la
Voor 1 januari 1997 was op grond van de wet- en regelgeving
voor het primair onderwijs duidelijk wat er onder leegstand
moest worden verstaan. Er werd uitgegaan van een strikt
genormeerde benadering: als het aantal vierkante meters van
een gebouw ruimte liet voor een extra groep leerlingen was
er sprake van genormeerde leegstand. Of die leegstand wel
of niet feitelijk aanwezig was of in gebruik was voor ande
re doeleinden deed niet ter zake. Aangezien de betreffende
wet en regelgeving niet langer van toepassing is, is het
van belang een definitie van het begrip leegstand in de
verordening op te nemen. Bij de begripsaanduiding is geko
zen voor eenzelfde benaderingswijze als voorheen, zij het
met de volgende uitzondering.
Omdat bij de capaciteitsbepaling van een gebouw ingevolge
bijlage III, deel A wordt uitgegaan van lokalen, kan het
niet meer voorkomen dat er weliswaar een overmaat aan vier
kante meters geconstateerd wordt maar dat er geen lokaal
over is.
Bij de capaciteitsbepaling worden ruimten die een bevoegd
gezag eventueel voor eigen rekening heeft gerealiseerd en
waar geen rijksvergoeding voor wordt verstrekt wel gere
gistreerd, maar niet als beschikbare capaciteit. Het vorde
ringsrecht strekt zich derhalve niet tot dergelijke ruimten
uit. Voor de goede orde: de zogenaamde eigendoms- en huur
scholen vallen dus wel onder het vorderingsrecht. Hiervoor
wordt immers wel een rijksvergoeding verstrekt.
In tegenstelling tot de volledig voor eigen rekening gefi
nancierde ruimten, strekt het vorderingsrecht zich wel uit
tot leegstaande ruimten waaraan een bevoegd gezag een ande
re bestemming (bijvoorbeeld mediatheek, overblijflokaal)
heeft gegeven. Deze handelwijze kan worden afgeleid uit de
jurisprudentie onder de oude wetgeving waarin is vastgelegd
dat, indien er sprake is van genormeerde leegstand waaraan
een bevoegd gezag een andere bestemming heeft gegeven, deze
bestemming moet wijken voor noodzakelijk onderwijsgebruik