Blad 30
Lid lb
Voor het voortgezet onderwijs kan niet van eenzelfde,
strikt genormeerde, benadering worden uitgegaan als bij het
primair onderwijs. Het vertrekpunt is wel hetzelfde: met
behulp van het ruimtelijke normeringssysteem ingevolge bij
lage III, deel A wordt bezien of er een overschot aan ruim
te is. Als dat overschot geconstateerd wordt, behoeft dat
niet automatisch te betekenen dat er dan ook een geschikte
ruimte vrij is op de gewenste tijd. Een bevoegd gezag van
een school voor voortgezet onderwijs heeft namelijk het
recht, binnen de rijksbekostiging, om meer of minder uren
aan bepaalde vakken toe te delen. Deze keuzen hebben conse
quenties voor het lesrooster en de omvang van de groepen,
en daarmee voor de beschikbaarheid van het gebouw. Daarom
wordt bij een school voor voortgezet onderwijs vervolgens
aan de hand van het lesrooster bekeken of er daadwerkelijk
sprake is van leegstand.
Het gaat hier met nadruk om de vrijheid binnen de rijksbe
kostiging. Indien een bevoegd gezag extra middelen aanwendt
en daarmee beslag op leegstand legt, is er sprake van eigen
beleid dat dient te wijken voor noodzakelijk onderwijsge-
bruik
Lid 2a
Voor de beoordeling of er ruimte is in een gymlokaal dat
gebruikt wordt door het primair onderwijs wordt het aantal
klokuren dat voor dat lokaal in gebruik is en waarvoor de
gemeente goedkeuring heeft verleend, bij elkaar opgeteld.
De capaciteit van het gebouw, verminderd met dit aantal,
levert de leegstand op. Voor de capaciteit van het gebouw
wordt uitgegaan van het maximum aantal uren dat een gebouw
per week voor het onderwijs gebruikt kan worden. Het aantal
van 40 is dan reëel, gelet op de schooltijden voor het
voortgezet onderwijs die de maximumgrens vormen. Het getal
van 40 betekent uiteraard niet dat scholen voor primair
onderwijs buiten hun reguliere schooltijden verwezen kunnen
worden naar een gymnastiekruimte die nog geen 40 klokuren
in gebruik is. Verwijzing kan alleen maar plaatsvinden bin
nen de voor de betreffende schoolsoort geldende reële
schooltijden
Lid 2b
De reden van de controle aan de hand van het lesrooster is
dezelfde als bij lid lb.
Artikel 31
Nalaten vordering; volgorde van vorderen
Lid 1
Door opneming van deze bepaling wordt recht gedaan aan de
autonomie van scholen. Indien bevoegde gezagsorganen onder
ling medegebruik overeenkomen, is er geen reden voor de
Blad 31
gemeente om dat te doorkruisen. Deze bepaling kan er moge
lijk toe leiden dat in een enkel geval alsnog bijvoorbeeld
een uitbreiding moet worden toegestaan omdat door de be
voegde gezagsorganen niet de meest optimale situatie is
gecreëerd. Aangezien deze situatie waarschijnlijk alleen
bij hoge uitzondering zal voorkomen, is dit geen reden om
af te zien van deze bepaling.
Lid 2
Hierin is bepaald dat het onderling overeengekomen medege
bruik alleen dan een reden is om niet tot vordering over te
gaan, indien de eigen gebouwen van de school die medege-
bruikt, onvoldoende capaciteit hebben. Uiteraard wordt ook
hier uitgegaan van de bepaling van de capaciteit en van het
aantal groepen zoals bedoeld in bijlage III. Ook hier geldt
dat eigen beleid van bevoegde gezagsorganen, bijvoorbeeld
het verkleinen van het aantal groepen zodanig dat dit leidt
tot een extra huisvestingsbehoefte, moet wijken voor nood
zakelijk ander onderwijsgebruik
Lid 3
De keuze voor deze volgorde van vorderen kan uiteraard ge
wijzigd worden. Het verdient echter aanbeveling om deze
keuze wel vast te leggen. Indien er meerdere opties zijn
moet immers gemotiveerd kunnen worden hoe burgemeester en
wethouders tot een bepaalde keuze zijn gekomen. Het gestel
de in dit lid zijn bij uitstek aangelegenheden die met de
bevoegde gezagsorganen besproken moeten worden, alvorens ze
vast te leggen. Dat geldt uiteraard ook voor a, zoals dat
voor de hele verordening geldt. Uitgangspunt bij de vorde
ring is dat een schoolbestuur dat ruimtegebrek heeft bij
een van zijn scholen, eerst gaat kijken naar eventueel be
schikbare ruimte binnen een van de onder zijn beheer staan
de gebouwen. Indien deze aanwezig is, zal het in de regel
nog geen eens komen tot een aanvraag voor medegebruik bij
de gemeente. Mocht dit wel zo zijn dan is de kans groot dat
ingevolge lid 3a de gemeente het bestuur verwijst naar een
van zijn eigen gebouwen. Voor a geldt echter ook dat het
financiële consequenties kan hebben om niet als eerste op
tie van de - qua oppervlakte en indeling - geschiktste
ruimte uit te gaan. Vandaar dat uit hoofde van een doelma
tiger oplossing kan worden voorbijgegaan aan aanwezige
leegstand in een van de gebouwen van het betrokken school
bestuur. Het gestelde onder b is minder relevant als het
gaat om gymnastiekruimtenOm redenen van eenvoud is er
echter voor gekozen geen aparte volgorde voor gymnastie
kruimten op te nemen. Bij de toepassing van lid 3c dient
het openbaar onderwijs in dit verband ook als een richting
te worden aangemerkt.