Blad 40
andere exploitatieonderdelen van de scholen, is het aan te
bevelen om bij de bepaling van het aantal groepen dat voor
gymnastiek in aanmerking komt een naadloze aansluiting te
houden met hetgeen daarover geregeld wordt in het Londo
stelsel. Dit betekent dat wijzigingen op dit onderdeel in
het stelsel dienen te worden gevolgd in de genoemde bijlage
bij de verordening.
Met de vaststelling van de inhoud van lid 1 voldoet de ge
meente aan de wettelijke opdracht uit artikel 86, eerste
lid WBO en artikel 88f, eerste lid ISOVSO. Het in deze wet
telijke bepalingen voorgeschreven overleg met de schoolbe
sturen kan geacht worden te zijn gevoerd in het kader van
het op overeenstemming gerichte overleg dat is voorafgegaan
aan de vaststelling van de verordening.
Leden 2 en 3
Deze leden zijn een nadere uitwerking van het gestelde in
artikel 86, tweede lid WBO en artikel 88f, tweede lid
ISOVSO. Hierin wordt de hoogte en wijze van vergoeding ge
regeld voor het gebruik door het primair onderwijs van gym-
nastiekruimten die in eigendom zijn van een schoolbestuur
van een niet door de gemeente in stand gehouden school.
Anders dan voor de gymnastiekruimten die door of vanwege de
gemeente beschikbaar zijn voor het onderwijsgebruik, dient
in dit geval een vergoeding aan het schoolbestuur te worden
verstrekt
Een school voor primair onderwijs welke een gemeentelijke
accommodatie gebruikt als gymnastiekruimte krijgt hiervoor
geen vergoeding. De gemeente bekostigt immers tot aan het
genoemde maximum in lid 1 zelf de exploitatie van dit ge
bruik. Wanneer een schoolbestuur, niet zijnde de gemeente,
eigenaar is van de accommodatie dan dient dit wel een ver
goeding te ontvangen teneinde de kosten van het onderwijs-
gebruik te kunnen dekken.
Artikel 39
Mutaties aantal klokuren binnen beschikbare capaciteit;
inroostering gebruik
Het gebruik door het primair onderwijs van gymnastiekruim
ten vindt meestal plaats in gemeentelijke accommodaties.
Formeel beschouwd gaat het daarbij doorgaans om situaties
van medegebruik en daarmee om een voorziening in de huis
vesting als bedoeld in artikel 2 van de verordening.
Aangezien de omvang van dit medegebruik, uitgedrukt in het
aantal klokuren, jaarlijks kan fluctueren door de verande
ringen in het aantal leerlingen van een school, zou dat
jaarlijks kunnen leiden tot aanvragen in het kader van het
programma, dan wel spoedprocedure. Beide procedures zijn te
zwaar en te omslachtig om jaarlijkse mutaties in het ge
bruik van gymnastiekaccommodaties aan te vragen. Dit geldt
voor die mutaties die binnen de bestaande capaciteit kunnen
Blad 41
worden opgevangen en dus niet leiden tot een uitbreiding of
nieuwbouw van gymnastiekruimten. Zeker wanneer daarbij
wordt bedacht dat de gemeente ingevolge de wet en artikel
38 gehouden is tot bekostiging van het genormeerde gymnas
tiekgebruik.
Tegen deze achtergrond is in artikel 39 voor een benadering
gekozen waarbij de huisvestingsprocedures worden ontlast
van aanvragen die samenhangen met mutaties in klokuren,
voor zover deze mutaties binnen de voorhanden zijnde capa
citeit kunnen worden ondergebracht. Formeel worden de jaar
lijkse opgaven van schoolbesturen van het gewenste gebruik
van de gymnastiekruimten weliswaar beschouwd als een aan
vraag in het kader van de spoedprocedure, materieel worden
zij echter buiten deze procedure om afgewikkeld. Hiervoor
in de plaats komt de benadering uit artikel 39, die in es
sentie op het volgende neerkomt.
De gemeente heeft als lokale overheid zicht op het onder
wij sgebruik van de sportaccommodaties (welke school geeft
gymnastiekonderwijs in welk gebouw, wanneer en voor hoeveel
uren, en wat is de capaciteit van het gebouw?)
De volgende elementen zorgen ervoor dat de gemeente voor
het primair onderwijs dit inzicht heeft:
a inventarisatie van de accommodaties die geschikt zijn
voor gymnastiekonderwijs, inclusief de eigendomssitua
tie;
b vaststelling van de capaciteit en feitelijk/genormeerd
klokuurgebruik per onderwijsgebruiker (school);
c jaarlijkse registratie van de mutaties in feite
lijk/genormeerd klokuurgebruik.
De mutaties zijn gebaseerd op:
- het aantal leerlingen op de teldatum t 1 voor de
vaststelling van het genormeerde gebruik voor het
daaropvolgende schooljaar;
de opgaven van de schoolbesturen waarbij wordt aang
egeven voor hoeveel uur men feitelijk gebruik wil
maken van een gymnastiekruimte voor het komende
schoolj aar;
Op basis van dit inzicht maakt de gemeente jaarlijks een
voorstel tot inroostering van het onderwijsgebruik, waarbij
indien nodig ook wordt bezien in hoeverre gebruik boven de
norm kan plaatsvinden, gegeven de beschikbare capaciteit.
Dit voorstel wordt niet dan na overleg met de betrokken
schoolbesturen vastgesteld.
De opgaven van het gewenste gebruik, het voorstel tot en
het vaststellen van de inroostering vinden relatief kort
voor het nieuwe schooljaar plaats. Dit omdat de meeste
schoolbesturen over de exacte omvang van het
gymnastiekgebruik pas uitspraken kunnen doen wanneer zicht
bestaat op de omvang en inzet van de personeelsformatie
voor het komende schooljaar.