Blad 6
de Stichting GCO ook vanuit een financieel gezonde situatie
moeten kunnen starten. Dat betekent dat de Stichting over
eigen vermogen moeten kunnen beschikken. Totaal is een ba
lanstotaal van f 1,8 miljoen nodig. Een deel hiervan kan
uit de eigen begroting worden gefinancierd; per 31-12-1996
is nog een bedrag van ruim f 800.000,- aanvullende finan
ciering nodig om de verhouding eigen vermogen - vreemd ver
mogen van 40 60 mogelijk te maken. Teneinde deze verhou
ding te realiseren dient een bedrag beschikbaar te zijn dat
via een krediet door de gemeenten beschikbaar wordt ge
steld. Hierbij stellen de gemeenten zich garant voor de
verplichtingen van het GCO, zodra het GCO van het krediet
gebruik maakt. Wanneer de Stichting GCO te zijner tijd zelf
f 1 miljoen in reserve heeft, vervalt de garantstelling.
Deze vorm van kredietgarantie betekent voor onze gemeente
een garantie van ongeveer f 110.000,-.
Al hoewel hier sprake is van een financieel risico, stellen
wij u toch voor de gevraagde kredietgarantie te verstrek
ken. Enerzijds is het risico vrij beperkt, en mag, gelet op
de financiële resultaten van de afgelopen jaren, verwacht
worden dat de Stichting van het krediet geen gebruik ge
maakt zal worden. Anderzijds hebben de gemeenten er ook
belang bij dat de Stichting vanuit een gunstige financiële
basis kan starten. Immers, de gemeenten hebben de verplich
ting tot het instandhouden van een schoolbegeleidings
dienst. Tenslotte wijzen wij u erop dat als gevolg van het
Transformatieproject per saldo het gemeentelijk risico
kleiner wordt.
3.5. BVRaadschap.
De positie van de BVRaadschap blijft naar onze opvatting
onduidelijk. Van een volledige loskoppeling van het GCO is
geen sprake. Het bestuur van BVRaadschap is tevens de di
rectie van de nieuwe Stichting GCO Fryslan. In feite gaat
het om een afgeslankte versie van de huidige BVRaadschap.
In de vergadering van gemeenten is uitdrukkelijk gesteld,
dat de gemeenten geen risico's willen lopen t.a.v. de
BVRaadschap. Uit de voorliggende stukken is af te leiden,
dat de Stichting een beperkt financieel risico loopt, name
lijk voor het bedrag dat de Stichting in de BV inbrengt
(ongeveer f 40.000,-).
Ons standpunt ten aanzien van de positie van BVRaadschap
luidt als volgt;
De onduidelijkheid met betrekking tot de regelingen tussen
de nieuwe Stichting GCO Fryslên en de BVRaadschap zijn niet
geheel in het transformatieproject opgelost. Zo zal er
sprake zijn van gezamenlijk gebruik van gebouwen, voeren
van gemeenschappelijke administraties etc.
Alhoewel op basis van "transfer pricing" kostprijzen over
Blad 7
en weer in rekeningen worden gebruikt en administratie en
accountantscontrole strikt gescheiden plaatsvindt, dienen
nadere afspraken gemaakt te worden omtrent de gevolgen in
de situatie van liquidatie van de BVRaadschap. Bijvoorbeeld
over de financiering (van een deel van de overhead) door
BVRaadschap, die dan mogelijk voor rekening van het GCO
Fryslan komt en dus (indirect) op het conto van gemeenten.
Het risico van deelname in het aandelen kapitaal,
ad f 40.000,- blijft daarnaast bestaan.
De problematiek rondom de overdracht van een deel van de
onderneming (inbreng van alle niet-WOV activiteiten in
BVRaadschap) wordt nader geregeld in art.7A: 1639AA Burger
lijk Wetboek. In dit artikel wordt bepaald dat het perso
neel van rechtswege overgaat op de verkrijger. In deze si
tuatie betekent één en ander dat de rechten wachtgeldrecht
enz.) van de oud GCO medewerkers ongewijzigd van kracht
blijven. Het is dan ook denkbaar dat betrokken vakorganisa
ties en het betrokken personeel zelf, niet zondermeer be
reid zullen zijn medewerking te verlenen aan overdracht aan
de besloten vennootschap Raadschap.
Op grond van dit aspect is het dan nog maar de vraag of het
argument van het algemeen Bestuur van het GCO dat de
BVRaadschap dynamisch personeelsbeleid mogelijk maakt rele
vant is.
Zullen oud GCO'ers, via detachering vanuit het GCO naar de
BVRaadschap hieraan medewerking verlenen? Het gehele trans
formatieproject is volgens onze optiek erg optimistisch
omtrent dit geheel. Het simpele feit dat de stichting GCO
Fryslan voor deze medewerkers premie afdraagt aan het par
ticipatiefonds, hoeft nog niet te betekenen dat betrokkenen
afstand nemen van hun wachtgeldrechten.
Tevens raken wij niet overtuigd van de voordelen van de
geschetste dubbelrol (één en hetzelfde management voor bei
de rechtspersonen)De opvatting van het Algemeen Bestuur
van het GCO in dezen luidt: de noodzaak van deze "dubbel
rol" is gelegen in het feit dat één en hetzelfde management
de belangen bewaakt van beide instellingen. Zolang de con
trole daarop niet waterdicht is kunnen wij niet instemmen
met deze "dubbelrol".
In onze optiek is het juist vanuit het argument dat beide
instellingen onafhankelijk jegens elkaar zijn, te prefere
ren dat de Algemene vergadering van Aandeelhouders van de
BVRaadschap een eigen onafhankelijk management benoemt.
Alhoewel de geschetste positie niet volledig bevredigend
is, stellen wij u voor, gelet op het compromiskarakter,
akkoord te gaan met de gewijzigde positie van de BVRaad
schap, onder de voorwaarde dat na een jaar een evaluatie
zal plaatsvinden van de gewijzigde positie, dit op basis
van een externe accountantsrapportage.