CONCEPT
Convenant inzake de rijksbijdrage Beeldende Kunst en Vorm
geving 1997-2000.
DE ONDERGETEKENDEN:
De provincie Fryslan, ten deze vertegenwoordigd door de
heer dr. A.J. Mulder in deze gemachtigd door de heer drs
L.M.L.H.A. Hermans, Commissaris der Koningin, op grond van
de Provinciewet, artikel 176 lid c, handelend ter uitvoe
ring van een besluit van Provinciale Staten d.d. 16 april
1997, hierna te noemen de provincie
en
de gemeente Leeuwarden, ten deze vertegenwoordigd door
mevrouw I.A.M. van Ammers in deze gemachtigd door de heer
H.H. Apotheker, burgemeester, handelend ter uitvoering van
een besluit van de gemeenteraad, d.dhierna te
noemen de gemeente
IN AANMERKING NEMENDE:
dat de provincie in de jaren 1997 tot en met 2000 een
rijksbijdrage voor Beeldende Kunst en Vormgeving van on
geveer f 920.000,- per jaar ontvangt in het kader van de
Interim-bijdrageregeling Beeldende Kunst en Vormgeving
(hierna te nomen: de rijksbijdrage);
dat de rijksbijdrage beoogt door gezamenlijke inspanning
van provincies en gemeenten een hoogwaardig aanbod te be
vorderen enerzijds, anderzijds dat een optimaal mogelijke
spreiding en afname van werken van beeldende kunst en vorm
geving tot stand komt;
dat medio 1996 een convenant tussen IPO en VNG werd geslo
ten inzake de verdeling van de middelen van de rijksbijdra
ge tussen provincies en rechthebbende gemeenten over de
periode 1-1-1997 tot en met 31-12-2000;
dat uitvoering wordt gegeven aan het besluit van Provincia
le Staten d.d. 29 januari 1992 tot het sluiten van een
overeenkomst tussen de provincie en de gemeente, waarin de
verdeling van middelen van de rijksbijdrage in de periode
1997-2000 wordt vastgesteld;
dat in het convenant is vastgelegd dat provincies aan
rechthebbende gemeenten, genoemd in een aan het convenant
aangehechte lijst, jaarlijks minimaal f 1,- per inwoner
uitkeren en de provincies en de gemeenten in overleg over
eenkomsten óf, en zo ja welk bedrag (minstens f 0,57 per
inwoner) additioneel aan de gemeenten zal worden uitge
keerd;
dat in het convenant is overeengekomen dat voor het vast
stellen van de uitkering aan de provincies en gemeenten ten
behoeve van de gehele convenantperiode wordt uitgegaan van