Blad 6
3DE AFWEGING
De Raadsadviescommissie voor Economische en Sociale Zaken
heeft aangegeven inhoudelijk te willen discussiëren over de
instrumenten voor minimabeleid. De actuele schets uit de
vorige paragraaf kan in combinatie met u eerder toegezonden
informatie daarvoor als basis dienen (zie bijlage 2)Daar
naast wordt u tevens de volgende afweging voorgelegd.
3.1. Financiële afweging
Allereerst zijn wij van mening dat wij gebonden zijn aan
het door u beschikbaar gestelde budget.
Met u zijn wij van mening dat onze gemeente zich zeer moet
inspannen om de positie van de talrijke minima in onze ge
meente te verbeteren. Wij zien echter, binnen de door u ge
stelde financiële kaders, geen ruimte voor verdere uitbouw
van het minimabeleid.
Naar aanleiding hiervan stellen wij voor om het minima
beleid op het huidige niveau te handhaven. De constatering
dat in vergelijking met andere gemeenten Leeuwarden een
meer dan behoorlijk minimabeleid voert, speelt bij deze
afweging ook een belangrijke rol. Handhaving van dit huidi
ge niveau kost een forse financiële inspanning.
Vooralsnog constateren wij dat handhaving van het huidige
niveau van minimabeleid voor 1998 nog eens een uitzetting
met zich meebrengt van in totaal f 120.000,-.
Wij stellen voor om de dekking van dit bedrag mee te nemen
bij de behandeling van de Perspectiefnota
3.2. Inhoudelijke afweging
Ten aanzien van de diverse instrumenten hebben wij de vol
gende afweging gemaakt.
Bijzondere Bijstand
Wij achten het onverantwoord te bezuinigen op de Bijzondere
Bijstand. Dit instrument voor inkomensondersteunend maat
werk is naar onze mening een van de belangrijkste pijlers
van ons minimabeleid.
De verwachte overschrijding van f 500.000,- achten wij
daarom ook onvermijdelijk. Wel zullen wij er bij het Rijk
op aandringen de hogere uitgaven te compenseren, vooral nu
deze mede een gevolg zijn van overheveling van kostensoor
ten van Algemene naar Bijzondere Bijstand.
Blad 7
Schuldhulpverlening
Verbetering van de schuldhulpverlening, inclusief structu
rele financiering van het BAC, is door u terecht als eerste
prioriteit aangemerkt van de aanbevelingen uit het evalua
tierapport van het minimabeleid. Voor structurele financie
ring van het BAC is op jaarbasis f 115.000,- nodig. Naar
onze mening dient een eind te komen aan de alsmaar voort
durende onzekerheid over het voortbestaan van dit instru
ment. Het benodigde bedrag dient beschikbaar gesteld te
worden.
Daarnaast zijn wij van mening dat ook geen onduidelijkheid
moet blijven bestaan over de plaats van dit instrument in
de schuldhulpverlening. Continuering van de bestaande situ
atie, waarin het BAC is aangehaakt bij de Stichting Hulp en
Welzijn Leeuwarden (HWL)is naar onze mening het beste.
Het BAC blijft zo herkenbaar en bereikbaar voor de doel
groep en kan gecombineerd ingezet worden met de overige in
formerende en schuldhulpverlenende activiteiten van de HWL.
Ten aanzien van de GKB-F stellen wij voor om ingaande 1998
de extra kostenpost van f 100.000,- te accepteren en te
onderzoeken of er bij de bank andere mogelijkheden zijn om
een sluitende begroting te realiseren.
Daarnaast zijn wij van mening dat verdere optimalisering
van de bestaande samenwerking in het integrale schuldhulp
verleningsproject overkreditering gewenst en mogelijk is.
Dit kan door samenwerkingsovereenkomsten af te sluiten tus
sen de in het project Overkreditering participerende orga
nisaties. Daarmee loopt Leeuwarden voorop bij de schuld
hulpverlening in Friesland. Op deze wijze kan goed aanslui
ting gevonden worden bij de initiatieven in Friesland om te
komen tot verbetering van de schuldhulpverlening in onze
provincie
Kwijtschelding
Aangezien lastenverzwaring voor de burger door u wordt af
gewezen, zien wij geen mogelijkheid de kwijtscheldingsnorm
voor afvalstoffenheffing te verhogen van 95 naar 100% van
de bijstandsnorm. Binnen de huidige budgetten is handhaving
van de verhoogde norm van 100% bij de OZB het maximaal
haalbare
Participatiebevorderende maatregelen
Onderzoek heeft uitgewezen dat invoering van een gemeente
pas in onze gemeente mogelijk is. Daarbij constateren wij
dat in de voorgestelde opzet het participatiebevorderend
effect relatief gering is. De kortingsmogelijkheden bij be
drijven en organisaties zijn grotendeels inkomens onder
steunend van karakter.