2. ACHTERSTALLIG ONDERHOUD.
2.1 De context
De fusie van het Gemeentelijk Muziekinstituut Leeuwarden (GML) en Creativiteitscentrum "De Blauwe Stoep"
(BS) en het onderbrengen van deze instellingen in de panden Raadhuisplein 23 en 25 vinden hun oorsprong in
de herwaarderingsoperaties van het begin van de jaren negentig. Er moest fors op de kunstzinnige vorming
worden bezuinigd. Aanvankelijk was er sprake van een taakstellende bezuiniging van f. 1.000.000,—; later werd
deze bezuiniging in de raadsvergadering van 25 en 26 januari 1993 teruggebracht tot f.600.000,—.
Vanaf het begin was het voor het bestuur en de ambtelijke organisatie duidelijk dat het onderbrengen van de
beide instellingen in de panden aan het Raadhuisplein met minimale middelen moest worden gerealiseerd.
Daarbij moet worden bedacht dat:
het de verbouw betrof van twee oude gebouwen; iedereen kon weten dat het gevaar van tegenvallende
kosten veel groter zou zijn dan bij nieuwbouw;
er geen voorbereidingskrediet beschikbaar was gesteld; een goed doordacht programma van eisen voor
het bepalen van het verbouwkrediet was niet voor handen;
het verbouwkrediet door het college van burgemeester en wethouders werd bepaald: een aanvankelijke
raming van f.2.500.000,— werd met f.250.000,— verlaagd tot f.2.250.000,—;
de directeur Welzijn opdracht kreeg een uitgebreid haalbaarheidsonderzoek in te stellen binnen het
verbouwkrediet.
Voorts wordt in 1993/1994 de problematiek van de budgetoverschreiding bij de bouw van het stadskantoor
zichtbaar. Gelet op deze ontwikkeling en de daaruit onstane politiek bestuurlijke crisis hadden alle betrokkenen
bij het verbouwproject van de panden Raadhuisplein 23 en 25 extra alert moeten zijn.
Conclusie: met minimale middelen moest een sober plan worden ontwikkeld voor de
huisvesting van één Instituut voor Kunstzinnige Vorming.
2.2 Het raadsbesluit van 16 januari 1995: een krediet van f.3.000.000,— voor de aankoop en verbouw
van de panden Raadhuisplein 23 en 25.
Voor de realisatie van de gezamenlijke huisvesting is een groot aantal gebouwen onderzocht. Uiteindelijk is
gekozen voor de lokatie Raadhuisplein 23 en 25. De dienst Welzijn adviseerde Burgemeester en Wethouders in
haar nota van 23 augustus 1994 de Raad voor te stellen een bedrag van f.2.500.000,— voor de verbouw van de
panden te voteren en f. 500.000,— voor de aankoop van de panden. Door het college werden deze bedragen
vastgesteld op f.750.000,-- voor de aankoopkosten en f.2.250.000,— PM voor de verbouwkosten. Dit budget
werd vooralsnog als taakstellend gezien: indien mocht blijken, dat in de loop der tijd eenmalige extra middelen
konden worden gevonden, dan zouden deze aan het budget worden toegevoegd. Daarbij werd o.a. gedacht aan
"een bijdrage in het achterstallig onderhoud van het complex (o.a. schilderwerk en dakgoten)".
Geconstateerd kan worden, dat alle leden van het college op dat moment op de hoogte waren van het feit dat
het achterstallig buiten-onderhoud niet in het verbouwkrediet was opgenomen. Ook de leden van de Commissie
Welzijn waren zich hiervan bewust, maar stelden feitelijk impliciet dat ook deze kosten binnen het krediet van
f.2.250.000,-- gedekt zouden moeten worden.
De Commissie Welzijn ging namelijk bij de behandeling van de desbetreffende concept-raadsbrief in haar
vergadering van 22 december 1994 niet akkoord met het feit dat het hier vooralsnog om een taakstellend budget
ging: de totale verbouwing moest binnen het beschikbare budget van f.2.250.000,— worden uitgevoerd. De
concept-raadsbrief werd in deze zin aangepast. Uitdrukkelijk werd door Burgemeester en Wethouders vermeld
dat de totale verbouwing binnen dit budget zou worden gerealiseerd, hetgeen mogelijk werd geacht conform
een in de raadsbrief vermeld overzicht (waarin overigens geen post voor achterstallig onderhoud was
opgenomen).
De Raad ging in zijn vergadering van 16 januari 1995 met dit voorstel akkoord en stelde in totaal f.3.000.000,--
beschikbaar voor aankoop en verbouw van de panden Raadhuisplein 23 en 25.
In de dossiers wordt geen onderbouwing aangetroffen van het in eerste instantie voorgestelde bedrag van f.
2.500.000,— en het uiteindelijk beschikbaargestelde bedrag van f.2.250.000,—. Uit de gehouden interviews
bleek dat alleen een globaal onderzoek heeft plaatsgevonden naar de haalbaarheid van de verbouwing voor
genoemde bedragen. Dit verklaart ook het feit dat, toen de plannen door de architecte verder werden uitgewerkt
en de kosten nauwkeuriger werden berekend, een extra krediet van f.900.000,— voor de verbouw nodig was.
2