Conclusie: de omvang van het budget voor aankoop en verbouw van de panden Raadhuisplein 23 en 25 wordt door het politiek bestuur bepaald op f.3.000.000,-, waarvan f.750.000,- voor aankoop en f.2.250.000,— voor verbouw van de panden; uit het feit dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders om eventueel aan te boren éénmalige middelen voor achterstallig onderhoud aan dit budget toe te voegen, door de Commissie Welzijn niet werd geaccepteerd en uit de raadsbrief werd geschrapt, kan worden geconcludeerd dat ook het achterstallig onderhoud binnen dit budget moest worden uitgevoerd. 2.3 Het raadsbesluit van 9 oktober 1995: een extra verbouwkrediet van f.900.000,— Na de beschikbaarstelling van een krediet van f.3.000.000,— voor aankoop (f.750.000,-) en verbouw f.2.250 000,-) van de panden Raadhuisplein 23 en 25 in de raadsvergadering van 16 januari 1995, werden de plannen door de architecte, mevrouw A. Jacobs van architectenbureau Kamps en Jacobs, nader uitgewerkt en een nauwkeuriger berekening opgesteld van de verbouwkosten. De resultaten werden door de dienst Welzijn in een nota van 23 mei 1995 aan Burgemeester en Wethouders gepresenteerd. Het blijkt dat voor de verbouw van de panden een bedrag benodigd is van totaal f.3.101.530,20, dit ondanks het feit dat het van meet af aan om een sober verbouwplan ging, waarin door de projectleider nog verder moest worden geschrapt. Zij heeft enige (voor de toekomstige gebruikers) pijnlijke beslissingen genomen, zoals het beperken van de eisen inzake akoestiek tot de wettelijke eisen, het ingrijpen in de ruimteverdeling om verplaatsing van muren te voorkomen en het schrappen van een dringend gewenste lift. Bovendien is in overleg met de Commandant van de Brandweer gezocht naar de mogelijkheden om de brandveiligheidseisen op een goede wijze uit te voeren met zoveel mogelijk kostenbesparing. In eerdergenoemde nota van de dienst Welzijn worden Burgemeester en Wethouders geadviseerd de Raad voor te stellen voor de verbouw van de panden een extra krediet van f.900.000,- beschikbaar te stellen; dit bedrag was gebaseerd op de nadere berekening van de architecte plus een verhoging van de post onvoorzien met een bedrag van f. 48.470,— tot een totaal bedrag van f.208.440,—. Deze verhoging werd ingegeven door het feit (zoals in de desbetreffende raadsbrief wordt gesteld) "dat het hier oude panden betreft en gelet op de staat van onderhoud daarvan". Voorts werd als noodzaak van het extra krediet onder meer aangegeven het feit dat er extra bouw- en schilderactiviteiten moesten worden uitgevoerd in verband met achterstallig onderhoud. Hiervoor was een bedrag van f. 160.000,- in het extra krediet opgenomen. Na een verwarrend en langdurig besluitvormingsproces in de zomer van 1995 -mede veroorzaakt door de bestuurscrisis en het feit dat op verzoek van de Commissie Welzijn nog de huisvestingsmogelijkheden op een alternatieve lokatie (de Infirmerie) moesten worden onderzocht- besluiten Burgemeester en Wethouders (in de nieuwe samenstelling) op 5 september 1995 akkoord te gaan met dit voorstel. De Raad wordt voorgesteld een extra krediet van f.900.000,- voor de verbouw beschikbaar te stellen. Op 9 oktober 1995 besluit de Raad conform dit voorstel, met dien verstande dat de fracties van CDA, NLP en GPV/RPF/SGP tegen de beschikbaarstelling van dit extra krediet stemden. Conclusie: met de beschikbaarstelling van een extra krediet van f.900.000,- is door de Raad in totaal een bedrag van f.3.900.000,- beschikbaar gesteld voor de aankoop en verbouw van de panden Raadhuisplein 23 en 25, te weten f.750.000,- voor aankoopkosten en f.3.150.000,- voor verbouwkosten; in laatstgenoemd bedrag is volgens de aan Burgemeester en Wethouders, Commissie Welzijn en Raad voorgelegde stukken een bedrag van f. 160.000,— plus een gedeelte uit de post Onvoorzien beschikbaar voor achterstallig onderhoud. 2.4 Het besluit van Burgemeester en Wethouders van 28 januari 1997: beschikbaarstellen van een bedrag van f.200.000,— voor het verrichten van achterstallig onderhoud aan de panden Raadhuisplein 23 en 25. Uit verslagen van de bouwprojectgroep, die in het portefeuilleoverleg tussen de afdeling Sacu van de dienst Welzijn met de portefeuillehouders Timmermans en (vanaf juni 1995) Van Ammers aan de orde worden gesteld, uit de verslagen van dit portefeuilleoverleg en uit de gevoerde gesprekken blijkt dat van meet af aan het achterstallig buiten-onderhoud niet is meegenomen in het verbouwkrediet. Volgens een inventarisatie van eind 1994/begin 1995 worden de kosten van dit onderhoud op f. 162.656,86 geraamd. Men is van mening dat het hier gaat om kosten die -onafhankelijk van de functie die in de panden wordt gevestigd- te allen tijde moeten worden gemaakt en ten laste van de dienst Algemene Zaken, die de panden in beheer heeft, kunnen worden gebracht (fondsen Groot Onderhoud). Tijdens het hierover gevoerde overleg tussen (een deel van) de 3 -■ bouwprojectgroep en de directie van Algemene Zaken op 30 januari 1995 bleek evenwel dat dit niet tot de mogelijkheden behoorde: de fondsen waren niet meer beschikbaar, doordat zij opgegaan waren in de integratiewinst, die was berekend als gevolg van de gezamenlijke huisvesting van het gemeentelijk apparaat in het stadskantoor. Bijzonder onzorgvuldig is, dat in de aan het college en raad in het kader van de beschikbaarstelling van de bovengenoemde kredieten voorgelegde stukken nimmer melding is gemaakt van het feit dat het achterstallig buitenonderhoud niet binnen het beschikbare verbouwbudget kon worden uitgevoerd. Bij de beschikbaarstelling van het extra krediet van f.900.000,- wordt juist de indruk gewekt dat van dit krediet een bedrag van f. 160.000,-- plus een deel van de post Onvoorzien aan achterstallig onderhoud moest worden besteed. Hier had een duidelijk onderscheid moeten worden gemaakt tussen binnen- en buitenonderhoud, waarbij tevens vermeld had moeten worden dat voor het buitenonderhoud nog geen financiële middelen waren gevonden. Volstaan is echter met de ter inzage legging van de verslagen van de vergaderingen van de bouwprojectgroep, waarin de problematiek van het niet hebben van een budget voor het verrichten van achterstallig-buitenonderhoud aan de orde kwam.. Uit deze verslagen en uit de verslagen van het portefeuilleoverleg tussen de portefeuillehouders en de afdeling Sacu kan evenwel worden geconcludeerd dat het nimmer de bedoeling is geweest de kosten van het achterstallig buitenonderhoud in dit extra krediet mee te nemen. Dat het om bedragen van bijna dezelfde omvang gaat berust volgens betrokkenen op toeval of is abusievelijk in het raadsvoorstel opgenomen. Het in dit extra krediet opgenomen bedrag van f. 160.000,- was bedoeld voor het uitvoeren van onderhoud in de panden; de verhoging van de post Onvoorzien had niets te maken met achterstallig onderhoud, doch alleen met het feit dat het om de verbouw van oude panden ging, waarbij men allerlei onverwachte zaken kan tegen komen. Van onzorgvuldigheid is eveneens sprake, wanneer op 5 september 1996 bij de behandeling van het voorstel om de aanbestede werken aan de laagste inschrijvers te gunnen op een vraag van het CDA in de vergadering van de Commissie Welzijn door wethouder Van Ammers wordt medegedeeld, dat zij er van uit gaat dat binnen het budget wordt gebleven, terwijl de tijdens de vergadering aanwezige projectleider antwoordt dat alles is meegenomen. Toen had toch duidelijk gemaakt moeten worden, dat het achterstallig buitenonderhoud aan de panden niet in de aanbestede en te gunnen werken was opgenomen en dat op dat moment zelfs voor de uitvoering van dit achterstallig buitenonderhoud geen financiële middelen beschikbaar waren. Onderzoek van de bestekken en de hierop gebaseerde begroting van april 1995 van het verbouwplan door het hoofd van de afdeling Vastgoed van Algemene Zaken in februari 1997 wijst uit, dat niet of nauwelijks in het verbouwbudget werk is opgenomen, dat betrekking heeft op de uitvoering van achterstallig buiten-onderhoud. Het beschikbaar gestelde budget wordt gebruikt voor de interne verbouwing van de panden, waarbij het wegwerken van achterstallig binnenonderhoud is meegenomen. Een onderscheid tussen verbouw en het binnenonderhoud is zonder een uitgebreid bouwtechnisch onderzoek van de bestekken niet aan te geven. Toen in januari 1996 nog geen budget voor achterstallig buitenonderhoud was gevonden, is door de projectleider in het kader van de Perspectiefnota 1997 op 26 januari 1996 bij de controller van de dienst een claim ingediend van f.200.000,-- voor achterstallig onderhoud van de panden Raadhuisplein 23 en 25. De claim werd evenwel niet ingewilligd. Het probleem van het achterstallig onderhoud bleef derhalve boven het verbouwproject hangen, totdat Burgemeester en Wethouders naar aanleiding van de nota van de dienst Welzijn op 28 januari 1997 een bedrag van f.200.000,- beschikbaar stelden voor het verrichten van het achterstallig onderhoud. In de nota wordt gesteld dat bij het vaststellen van het betreffende verbouwkrediet de kosten voor het aan de panden te verrichten achterstallig onderhoud buiten beschouwing zijn gelaten. Het beschikbaar gestelde bedrag wordt ten laste gebracht van de extra gelden die voor 1997 voor de dienst Welzijn beschikbaar zijn gesteld voor achterstallig onderhoud (Concern beleidsbegroting 1997, paragraaf 4.3.4. Onderhoud Gebouwen). Conclusie: het feit dat men (extra) gemeentelijke middelen van andere diensten wilde binnenhalen voor het uitvoeren van het achterstallig onderhoud strookt in feite niet met het raadsbesluit van 16 januari 1995, waarbij een taakstellend krediet van f.2.250.000,- beschikbaar werd gesteld voor de realisatie van de totale verbouw; (welk krediet bij raadsbesluit van 9 oktober 1995 met f.900.000,- is verhoogd); het blijkt dat het van meet af aan niet mogelijk was het achterstallig buitenonderhoud uit te voeren binnen het taakstellend budget; dit was bij de politiek verantwoordelijken (wethouder Timmermans en vanaf juni 1995 Van Ammers) bekend; nagelaten is evenwel hiervan (expliciet)medédeling te doen aan het college 4

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1997 | | pagina 306