Bij brieven van 26 oktober 1992 berichten Burgemeester en Wethouders aan het bestuur van BS en aan het personeel van GML dat in verband met krimpende middelen en met de definiëring van de gemeentelijke kerntaken het van belang wordt geacht de gemeentelijke taak inzake de kunstzinnige vorming te herformuleren en te laten uitvoeren door één door de gemeente gesubsidieerd instituut voor kunstzinnige vorming. Het college zal de Raad voorstellen om per 1994 het GML op te heffen, het subsidie aan BS te beëindigen en per gelijke datum een subsidie ter beschikking te stellen t.b.v. het dan te starten nieuwe instituut voor kunstzinnige vorming. Op het totaal beschikbare budget zal een korting worden toegepast van f. 1.000.000,—. Het voorstel werd op 25 en 26 januari 1993 door de Raad behandeld. De Raad draaide de bezuiniging tot f. 600.000,-- terug. Tevens werd besloten een "samengaan van GML en BS te onderzoeken, doch niet dwingend op te leggen". Op 4 maart 1993 werd een "brainstormdag" georganiseerd voor alle betrokken partijen om te komen tot een visie voor de toekomst inzake de kunstzinnige vorming in Leeuwarden. Aan deze brainstormdag deden, naast vertegenwoordigers van de dienst Welzijn, vertegenwoordigers mee van BS, GML en de toen recentelijk opgerichte Stichting Kunstwerkplaats Vredeman de Vries. Aan het einde van de dag spraken betrokken partijen de intentie uit om met ingang van het schooljaar 1994/1995 van start te gaan met één instituut voor de kunstzinnige vorming, Hiervoor werd een werkgroep samengesteld, waarin alle betrokken instellingen participeerden. Tevens werd te kennen gegeven huisvesting van het nieuwe instituut onder één dak als de meest ideale situatie voor een optimale samenwerking te beschouwen, die bovendien voordelen kan hebben in de kostensfeer. De Raad werd in het kader van de vaststelling van de tarieven van het GML bij raadsbrief van 6 mei 1993 van deze ontwikkeling en van de wijze van invulling van de taakstelling van f. 600.000,- op de hoogte gesteld. Op 14 december 1993 verlenen Burgemeester en Wethouders opdracht aan de directeur Welzijn voor het uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek inzake een tweetal opties voor de vorming van een instituut voor Kunstzinnige Vorming, t.w. - een artikel 61 (thans 82) Gemeentewet constructie: een nieuw instituut onder bestuur van een commissie ex artikel 61 Gemeentewet; - onderbrengen van de kunstzinnige vorming bij het Friesland College. Deze opdracht resulteert in een nota van 12 juli 1994, waarin de directeur Welzijn adviseert: -een bestuurscommissie ex artikel 82 van de Gemeentewet in te stellen; - de panden Raadhuisplein 23 en 25 aan de dienst Welzijn te verkopen t.b.v. de huisvesting van de kunstzinnige vorming (in de berekening van de kosten werd een bedrag van f.2,5 miljoen aan verbouwkosten genoemd; dit bedrag is niet nader onderbouwd). Burgemeester en Wethouders houden de nota in hun vergadering van 19 juli 1994 aan: de directeur Welzijn wordt gevraagd nader te adviseren over: - de financiële consequenties in overleg met Grondzaken en Fin-concern; - de personele consequenties m.b.t. flankerend beleid, overheadproblematiek, personeel volgt werk; - alternatieve huisvestingsmogelijkheden; - verhoging inkomsten via tarieven. Naar aanleiding van de nieuwe/aangepaste nota van de directeur Welzijn besluiten Burgemeester en Wethouders onder meer: - de Raad voor te stellen t.b.v. het GML in principe een bestuurscommissie ex artikel 82 van de Gemeentewet in te stellen en in te stemmen met de aankoop "om niet" van het pand Gouvemeursplein 36 van de Stichting kreativiteitscentrum; - dat de panden Raadhuisplein 23 en 25 overeenkomstig de nota van Welzijn, met inachtneming van de aangebrachte wijzigingen, gestelde transacties worden aangekocht en verbouwd door de dienst Welzijn t.b.v. de huisvesting van de kunstzinnige vorming; - de directeur Welzijn (ondermandataris hoofd van de afdeling Sacu) te mandateren om, in overleg met de architecte mw. Jacobs, binnen de beschikbare middelen van de kunstzinnige vorming, een uitgebreid haalbaarheidsonderzoek te verrichten t.b.v. de noodzakelijke verbouwing van de beoogde huisvesting voor het instituut voor de kunstzinnige vorming in de panden Raadhuisplein 23 en 25. De Raad besloot op 14 november 1994 overeenkomstig het gestelde onder het eerste gedachtenstreepje; in het desbetreffende raadsvoorstel wordt vermeld dat de verbouwkosten van de panden Gouvemeursplein 23 en 25 worden geraamd op f.2.250.000,- plus PM. 11 3. TWEEDE FASE: 28 NOVEMBER 1994 - HEDEN. Naar aanleiding van een nota van Welzijn van 28 november 1994 besluiten Burgemeester en Wethouders op 6 december 1994 1. de Gemeenteraad voor te stellen: a voor de financiering van de aankoop alsmede de verbouw van de panden Raadhuisplein 23 en 25 t.b.v. de huisvesting van het nieuwe Instituut Kunstzinnige Vorming een krediet beschikbaar te stellen van f.3.000.000,—; b. de kapitaallasten van het onder la genoemde krediet, zijnde f.234.887,— (40 jarige 7,35 annuïteit) te dekken t.l.v. de te ontvangen huurvergoeding van het nieuwe Instituut Kunstzinnige Vorming 2. akkoord te gaan met het concept-raadsvoorstel en -besluit; 3. a. het doen van uitgaven t.b.v. de verbouw van de onder 1 genoemde panden binnen het daargenoemde krediet te mandateren aan het hoofd van de afdeling Samenlevingszaken en Cultuur; b. het hoofd van de afdeling Samenlevingszaken en Cultuur als projectleider van de in de nota genoemde projectgroep te benoemen; 4. de Commissie Welzijn in haar vergadering van 22 december 1994 om advies te vragen omtrent het gestelde in de nota. (Onderdeel 1 b werd in de B&W-vergadering van 13 december 1994 gewijzigd in: de kapitaallasten van het onder la genoemde krediet te dekken t.l.v. de te ontvangen huurvergoeding van het nieuwe instituut Kunstzinnige Vorming). Het krediet van f.3.000.000,- werd in de B&W-nota als volgt berekend. De dienst Welzijn dient, gelet op de gemeentelijke vraagprijs voor de panden Raadhuisplein 23 en 25 van f. 2.000.000,-- en de geschatte opbrengst van de twee in te brengen panden van BS en GML van f. 1.250.000, een bedrag van f.750.000,- aan aankoopkosten aan de dienst Stadsontwikkeling en Milieu te betalen. Voor de verbouwing van de panden aan het Raadhuisplein resteerde een bedrag van f.2.250.000,--. Hieromtrent wordt in de B&W-nota het volgende gesteld: "Teneinde de twee panden geschikt te maken voor de huisvesting van het nieuwe instituut is in samenwerking met architecte mw. A. Jacobs van architectenburo Kamps Jacobs een uitgebreid haalbaarheidsonderzoek verricht. Gelet op de beperkte beschikbare financiële ruimte van f.2.250.000,- is een verbouwplan opgesteld. Vooralsnog kunnen de plannen binnen de beschikbare financiële ruimte ten uitvoer worden genomen en wel conform onderstaand overzicht: beschikbaar budget f.2.250.000,- af: architectenhonorarium f.200.000,— toezichtkosten f. 8.000,- 1% kunstregeling f. 18.000,- legeshefTingen f. 30.000,-- advieskosten f. 82.000- onvoorzien 2% f. 52.000,- restant bouwbudget verdeling hiervan: - sloopwerken - bouwkundig werk - installaties - schilderwerk - afbouwwerk - vloerbedekking restant voor onvoorzien f. 70.500,- f.650.000,- f.458.000,- f.237.000,- f.211.500, - f. 119.250,- f. 390.000,-- f. 1.860.000 f.1.746.250,- f. 113.750,-. Het beschikbare bouwbudget is vooralsnog een taakstellend budget. Indien mocht blijken dat in de loop der tijd eenmalige extra middelen kunnen worden gevonden dan zullen deze aan het budget worden toegevoegd. Hierbij denken wij aan o.a.: 1. bijdrage in het achterstallig onderhoud van het complex (o.a. schilderwerk en dakgoten); 2. de mogelijkheid tot belaste verhuur (BTW constructie); 12

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1997 | | pagina 311