1.3.2 Financiën
De wens in het collegeprogramma om uitvoerende taken onder condities (geen afbreuk aan de
dienstverlening, beter en/of goedkoper, zeer zware aandacht voor personele gevolgen) uit te
besteden, is het meest zichtbaar geworden in 1995 bij de vorming van ASBO maar ook bij het
lopende verzelfstandigingsproces voor deeltaken van de Dienst Stadsbeheer. Maar ook wat
verder terug in de historie zijn pregnante voorbeelden te noemen van deze trend:
het voormalig gemeentelijk ziekenhuis Triotel, het voormalig gemeentelijk Markt- haven en
slachthuisbedrijf, de voormalige gemeentelijke Schooladviesdienst, de voormalige gemeente
lijke Frieslandhal, het voormalig gemeentelijk Woningbedrijf, de voormalige gemeentelijke
parkeergarage.
De ervaringen uit deze projecten zullen een rol spelen bij het op afstand zetten van andere
uitvoerende taken. Geconditioneerd op afstand zetten van uitvoerende taken, zo is nu onze
ervaring, is zeker ook vanuit bedrijfsvoeringsoverwegingen en bestuurlijke sturingsmogelijk
heden noodzakelijk. In hoofdstuk 3 komen wij daar nader op terug.
Ook zal meer aandacht besteed moeten worden aan monitoring, effectuering, marktonderzoek
en communicatie. Voor de uitvoering hiervan is de nota Communicatie een zeer goede basis.
De gemeente Leeuwarden doorloopt op dit moment impliciet een kantelingsproces van een
functionele-input-gerichte organisatievorm naar een produkt-proces-gerichtc dienstverle-
ningsvorm. Op een aantal terreinen van de gemeentelijke dienstverlening is al een meer
marktgerichte benadering zichtbaar. Daarbij wordt steeds meer specifiek ingezet op bepaalde
marktsegmenten: het individu, de wijk, het bedrijfsleven en/of de stedelijke voorzieningen.
Deze ontwikkeling zal invloed hebben op de benodigde inrichting van processen en activitei
ten. Een aantal middelgrote gemeenten heeft al expliciet voor een dergelijke meer marktseg
ment gerichte benadering gekozen. Ook wij zullen de komende periode onderzoeken of voor
Leeuwarden een dergelijke ontwikkeling wenselijk is en dus aansturing behoeft.
1.3.2.1 Gestelde beleidsdoelen
De opdracht in het collegeprogramma is kort en bondig geformuleerd, n.l. 'het nastreven van
een gezonde financiële huishouding'. Onder gezonde financiële huishouding wordt verstaan
het vergroten en instandhouden v an de financiële soliditeit v an de gemeente. In deze context
moet onder soliditeit worden verstaan 'het vermogen van de gemeente om haar activiteiten
ook onder minder gunstige omstandigheden te continueren.
In de afgelopen jaren zijn wat dit betreft belangrijke vorderingen gemaakt:
het inlopen van de achterstanden in de oplevering van de jaarrekening:
het opschonen van de reserves en voorzieningen als eerste stap in een traject om te komen
tot een betere bepaling van de eigen vermogenspositie:
het actualiseren van richtlijnen m.b.t. waarderingsgrondslagen van de balansposten;
het ombouwen van de begroting 1997 tot een (schaduw-) productenbegroting;
De acties voor verbetering van de financiële huishouding zullen onverkort worden voortgezet.
Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds het actualiseren en ontwikkelen van
nieuw beleid en anderzijds de verdere versterking van de financiële bedrijfsvoering.
Met betrekking tot het financiële beleid zullen alle onderdelen in deze beleidsperiode onder de
loep worden genomen. In het bijzonder grondbeleid, gebouwenbeleid, belastingen- en tarie-
venbeleid en treasury. De in 1996 uitgevoerde 'opschoningsactie' van reserves en voorzienin
14
perspectiefnota 1998-2001
gen zal in 1997 een vervolg krijgen. Met betrekking tot de financiële bedrijfsvoering denken
wij met name aan de versterking van de samenhang tussen de beleids- en beheersinstrumen
ten, het bevorderen van de budgettaire discipline, het aanbrengen van onderscheid tussen
structurele- en incidentele baten en lasten, het aanscherpen van de richtlijnen administratieve
organisatie en het verbeteren van de kwaliteit van productenbegrotingen. Verder zal er een
start worden gemaakt met gerichte doelmatigheidsonderzoeken.
Uit de in deze nota opgenomen meerjarenbegroting blijkt, dat de financiële positie van de
gemeente nog verre van gezond is. In de afgelopen jaren is een groot aantal maatregelen ge
troffen ter verbetering van deze situatie Ondanks deze maatregelen lukt het nog steeds niet
structureel evenwicht te brengen tussen lasten en balen. Om de begrotingen van 1997, 1998
en 1999 sluitend te krijgen dient er in totaal 17.6 (ƒ.7.2+f.6,8+/.3,6) miljoen aan de alge
mene reserve te worden onttrokken. Om deze ongewenste situatie ongedaan te maken melden
wij hier al dat wij in hoodstuk 4 voorstellen om in de jaren 1998-2001 9.5 miljoen extra te
bezuinigen. Deze ombuiging is noodzakelijk om te v oorkomen dat onze vermogenspositie als
gevolg van oplopende kosten v oor (achterstallig) onderhoud aan gemeentelijke eigendommen
van binnenuit wordt aangetast. Door de huidige te lage ramingen voor 'onderhoud' dreigt onze
begroting in technische zin onbeheersbaar te worden. De incidentele tegenvallers worden als
het ware gecreeerd. Maar ook anderzins is deze ombuiging dringend nodig. Ondanks de in de
meerjarenbegroting 1998-2001 voorgestelde verhoging van de stelpost 'perspectivische verte-
kening'van 1.0 naar 1.7 miljoen op jaarbasis, kan nog nauwelijks of geen antwoord wor
den gegeven op een aantal andere hoofdproblemen, te weten:
onvoldoende ruimte voor nieuw beleid;
een beperkte prioritering van het Grote Stedenbeleid, dat tweedeling moet tegengaan.
1.3.2.2Reserves en voorzieningen
Bij het opstellen van de Bestuursrapportage 1996-2 (periode t/m augustus.) werd er nog van
uitgegaan, dat er 6 miljoen aan de algemene reserve zou moeten worden onttrokken voor
dekking van het nadelig rekeningresultaat. Nu het resultaat over 1996 bekend is, blijkt dat er
slechts 103.000,— behoeft te worden onttrokken.. Ten opzichte van de in november 1996
geschetste situatie een positieve ontwikkeling van rond de 6 miljoen.
Er is een stringentere scheiding tussen reserves en v oorzieningen aangebracht. Tevens is
middels een eerste opschoningsslag een bedrag van 3.7 miljoen vrij gevallen en bij het
opmaken van de jaarrekening 1996 aan de algemene reserv e toegevoegd.. Deze vrijval is
ongeveer 600.000,— lager dan werd ingeschat. Hel verschil valt te verklaren door het feit
dat de dienst Algemene Zaken bij het opmaken van de rekening 1995 reeds middelen heeft
vrij laten vallen ten gunste van de algemene reserve. Op grond van separate besluitvorming
zijn tevens extra middelen onttrokken aan het fonds cultuur, waardoor minder middelen vrij
konden vallen.
Door het opheffen van de rentedragende reserves en voorzieningen ontstaat er voor de begro
ting een structureel nadelig effect van 157.000,—. Daarom moet van het vrij gevallen be
drag van 3,7 miljoen, 2,1 miljoen afgezonderd worden zodat de rente daarover
157.000,—als compensatie kan dienen. In het vervolgtraject zal moeten worden vastge
steld of de omvang van de voorzieningen toereikend is om toekomstige verplichtingen te kun
nen opvangen.
In dit verband wordt opgemerkt, dat onze accountant er op aandringt ten laste van het reke
ningsresultaat voorzieningen te treffen voor dekking van wachtgelden In het meerjarenper-
perspectiefnota 1998-2001
15