3.1.1 Grote Stedenbeleid
Vanuit hoofdstuk 1, gekoppeld aan deze hoofdprioriteitcn volgen logischerwijs de volgende
taakvelden die om een intensivering van bestuurlijk handelen dan wel van het beleid vragen:
werkgelegenheid
minimabeleid
subsidiebeleid
onderhoud fysieke leefomgeving en gebouwen
ruimtelijke ontwikkeling
Voor andere beleidsvelden ontstaat derhalve pas ruimte als de kosten van bovenbedoeld voor
rangsbeleid voldoende zijn gedekt en er daarna nog financiële ruimte resteert
Het Grote Stedenbeleid (GSB) is centraal thema in het kabinetsbeleid en is speerpunt van het
Leeuwarder beleid.
Het Grote Stedenbeleid gaat uit van een directe link tussen het wegwerken van sociaal-
economische bedreigingen en het versterken van de economische structuur Het is gericht op
de ontwikkeling van de grote steden tot trekkers van de economie. Door een beleidsintensive
ring moet worden voorkomen dat duale steden ontstaan. Het doel van het GSB is de ontwik
keling van een samenhangende aanpak van kansen en problemen. In het GSB zal de gemeen
te sterker dan voorheen resultaatgericht werken.
In 1997 zijn de eerste stappen gezet naar een integrale aanpak van de problemen. Op basis
van een analyse van kansen en problemen hebben wij besloten om in de komende beleidsperi
ode onze middelen geconcentreerd in te zetten in Stadsdeel-oost. Voor 1998 wordt de integra
le visie op Stadsdeel-oost verder ontwikkeld met als centrale thema's:
beheer en veiligheid;
achterstandsbeleid.
Daarnaast werken wij de aanpak van de stedelijke kansen cn problemen uit. Het gaat hierbij
om:
de ontwikkeling van de economie ter versterking van de werkgelegenheid:
de inzet van gesubsidieerde arbeid om de werkloosheid te bestrijden;
sociale activering voor burgers die nog niet of niet meer aan hel werk kunnen;
de organisatie van "vangnet\>oorzieningen" voor daklozen en verslaafden.
Hierbij wordt ingezet op een versterking van het GSB door het bundelen van geldstromen.
3.1.1.1 Reguliere werkgelegenheid
Uiteraard kunnen de huidige inspanningen nog vergroot worden. Een extra structurele stor
ting in het stimuleringsfonds werkgelegenheid marktsector zou dan wel nodig zijn. Echter
gelet op de inspanning die reeds bij de voorgaande perspectiefnota tot stand is gebracht, ach
ten wij het verantwoord om eerst de huidige mogelijkheden te ontwikkelen en ten volle te
benutten. Na evaluatie van de resultaten van het huidige beleid zullen wij hierop terugkomen
in de volgende perspectiefnota. Daarbij zal ook de verkoop van ons aandelenbezit als mogelij
ke voedingsbron van het stimuleringsfonds in beschouw ing blijven, alsmede het rentedragend
maken van het fonds.
30
perspectiefnota 1998-2001
Met betrekking tot het nieuw door uw Raad ingestelde "investeringsfonds" ten behoeve van de
economische infrastructuur (totaal 26 miljoen) zullen wij zeer binnenkort met projectvoor
stellen komen.
Inmiddels zijn wij tot de conclusie gekomen dat de criteria waaraan projecten moeten voldoen
om in aanmerking te komen voor een bijdrage uit het investeringsfonds te eng zijn. Het doel
van het fonds is 'economische structuur versterking' en dat kan meer zijn dan de begrenzin
gen die de huidige criteria aangeven. Mede in het licht van Levi-2030 willen wij via projecten
maximaal rendement in de werkgelegenhcidsverbctcring zien te genereren ten behoeve van de
versterking van de economische structuur. Wij zullen u hierover binnenkort een voorstel
voorleggen.
3.1.1.2 Gesubsidieerde arbeid
Ter ondersteuning aan de opdracht uit de nieuwe Algemene Bijstandswet (nABWj biedt het
rijk gemeenten meerdere mogelijkheden om op het terrein van het activerend arbeidsmarktbe
leid nieuwe kansen en mogelijkheden te verkennen. Met ingang van 1 januari 1998 zal de
Wet inschakeling werkzoekenden (Wiw) in werking treden. Met de invoering van de Wiw
vindt er een stroomlijning plaats van de instrumenten op het terrein van de gesubsidieerde
arbeid.
De Wiw heeft tot doel gemeenten de mogelijkheid te bieden een samenhangend instrumenta
rium te ontwikkelen en dit in te zetten ten behoeve van het activerend arbeidsmarktbeleid. Het
gaat erom de afstand tot de arbeidsmarkt voor langdurig werklozen, uitkeringsgerechtigden en
werkloze jongeren waar mogelijk te verkleinen. Het is daarbij nadrukkelijk de bedoeling dat
de gemeente gebruik maakt van de deskundigheid van andere betrokken partijen, zoals Ar
beidsvoorziening en de uitvoeringsinstanties werknemersverzekeringen. Samenwerking met
deze organisaties is cruciaal voor een activerend arbeidsmarktbeleid. Daartoe is in de Wiw
ook een verplichting tot samenwerking opgenomen.
Om de door de Wiw geboden ruimte te kunnen benutten is een budget nodig voor de inkoop
van trajecten gericht op de toeleiding van uitkeringsgerechtigden naar werk. Daarom is bin
nen de reguliere begroting van de dienst Welzijn een bedrag van 300.000,- voor het inkopen
van trajecten gereserveerd.
3.1.1.3 Sociale activering
Met sociale activering wordt gedoeld op het beleid voor uitkeringsgerechtigden die nog niet of
niet meer uitstromen naar de arbeidsmarkt De doelgroep van sociale activering beperkt zich
dus tot de "blijvers in de bijstand". Ook voor deze uitkeringsgerechtigden zullen activiteiten
ontwikkeld worden. Het is een gemeentelijke laak om voor deze uitkeringsgerechtigden een
samenhangend aanbod te ontwikkelen.
De activiteiten zijn er in eerste instantie op gericht om de betrokkene te steunen bij een zin
volle invulling van het bestaan en om het contact met de samenleving in stand te houden. Het
kan gaan om activiteiten die nuttig zijn voor de gemeenschap, maar ook om activiteiten die
alleen nuttig zijn voor het welzijn en de ontwikkeling van betrokkene zelf. Deelname aan acti
viteiten kan bijdragen aan het zelfvertrouwen van de uitkeringsgerechtigde. Zo kan een so
ciaal isolement of een spiraal naar beneden w orden voorkomen. In dit verband is de uitvoe
ring van het Melkert Ill-experiment van belang. Met dit experiment heeft de gemeente de
mogelijkheid om de uitkeringsgerechtigde door middel van premicring positief te stimuleren
tot het ondernemen van activiteiten.
perspèctiefnota 1998-2001
31