3.2.4 Personeel
3.2.5 Informatisering
In het licht van het bovenstaande rijst de vraag welke consequenties deze ontwikkeling op
kortere termijn heeft voor de huidige gemeentelijke organisatie.
Naast de voor de hand liggende conclusie dat deze verder zal krimpen zal in het begin van de
beleidsperiode een plan worden ontwikkeld met betrekking tot de vraag hoe die krimp gestalte
zal krijgen, wat dit betekent voor te verzelfstandigen onderdelen, maar ook voor de
"achterblijvende" onderdelen. Uiteraard zal dit een integrale visie moeten zijn waarin zowel
de bestuurlijke-, beleidsinhoudelijke-, organisatorische-, personele-, financiële- als de infor
matiekundige aspecten een plaats krijgen. Uiteindelijk willen we komen tot een kleinere,
hoogwaardiger organisatie. Er zijn nog de nodige bedrijfsonderdelen die er zich voor lenen
om op meer afstand geplaatst te worden. Teneinde de door middel van de opzet en uitvoering
van uitplaatsingstrajecten opgedane ervaring en kennis op niveau vast te houden in onze
organisatie, is het ons voornemen daartoe een kleine organisatie-eenheid voor een periode van
ongeveer 3 jaar op te nemen.
De geschetste ontwikkelingen op het terrein van de gemeentelijke organisatie hebben een
grote impact op het te voeren personeelsbeleid in de komende jaren.
Niet alleen zullen er mensen moeten zijn die in staat zijn om hel hierboven geschetste proces
te sturen en ondersteunen. Ook de aan de regisseursrol verbonden activiteiten vragen strate
gen, marktverkenners en accountmanagers met een heel specifieke expertise die de komende
jaren zal moeten worden ontwikkeld of aangetrokken. De te verzelfstandigen onderdelen
vragen om een meer ondernemende expertise.
Het is van cruciaal belang om in zo concreet mogelijke termen profielen te ontwikkelen van
de managers, medewerkers, consultants, adviseurs etc. die in de nieuwe (geleidelijk te berei
ken) situatie nodig zijn, na te gaan of die expertise in potentie aanwezig is en hoe die verder
kan worden ontwikkeld of aangetrokken. In slecht Nederlands hebben we het dan over de
vergroting en sturing van de employability (combinatie van inzetbaarheid en mobiliteit).
Het gemeentelijk personeelsbeleid en de daarbij behorende instrumenten zal worden getoetst
aan de hierboven geformuleerde doelen. Waar nodig zullen nieuw beleid en nieuwe instru
menten worden ontwikkeld en geïmplementeerd. Nu al kan worden vastgesteld dat het be
heersen van de personeelsstromen (in kwalitatieve èn in kwantitatieve zin) daarin een preg
nante plaats zal innemen; een punt van bijzondere aandacht is hierbij het relatief grote aantal
extern ingehuurde medewerkers. De voorbereidingen hiervoor zijn in volle gang en nog in
1998 zal de implementatie ter hand worden genomen.
Om op een optimale sturing te kunnen geven aan de interne mobiliteit en om beter in staat te
zijn wachtgelders en boventalligen te begeleiden en controles te houden op neveninkomsten
zal het interne arbeidsbureau uitgebouwd dienen te worden lot een mobilitcitsbureau.
Ook het overleg met vertegenwoordigers van het personeel in de commissie voor Georgani
seerd Overleg en de Ondernemingsraad zal hierop gericht zijn. In dat verband is het van be
lang te constateren dat per 1 januari 1998 het Sociaal Convenant 1993 van het college met de
ambtenarenorganisaties afloopt en in de loop van 1997 het overleg over een eventueel vervolg
hierop wordt geopend.
In het met de werknemers gesloten akkoord over de ADV/Flex is een verwacht inverdieneffect
opgenomen als gevolg van effectievere werkprocessen die de komende twee jaar ingevoerd
38
perspectiefnota 1998-2001
gaan worden. Daartoe zullen volgens afspraak in de contractperiode van twee jaar 7 forma
tieplaatsen extra geschapen worden. In geld uitgedrukt: de diensten krijgen in 1997 en in
1998 450.000,- om deze formatie te financieren. Hiervoor is een fonds gevormd dat
'negatief gevuld is. Strikt rekenkundig volgt uit dit akkoord dat de beoogde effectiviteitswinst
na 2 jaar gerealiseerd is. Daarna dienen de diensten in maximaal vijfjaar deze extra uitgaven
'terug te verdienen, inclusief het renteverlies'. Concreet houdt dit een taakstelling in voor de
organisatie om 5 jaar lang 225.000,- te 'verdienen', naast het gegeven dat ingaande 1 janu
ari 1999 de bijdrage van 450.000.— stopt.
Naast de consequenties van de te venvachten organisatorische ontwikkelingen moet op het
terrein van personeelsbeleid en arbeidsvoonvaarden rekening gehouden worden met de zgn.
OOW-operatie (Overheidspersoneel Onder Wcrknemersregclingcn). Deze landelijke trend is
al een aantal jaren geleden ingezet. Exponenten daan an zijn:
arbo-wet van toepassing op de overheid;
wet op de Ondernemingsraden idem
verzelfstandiging van het ABP;
erkenning stakingsrecht ambtenaren;
verdwijnen van de ambtenarenrechter;
sectoralisatie van het arbeidsvoorwaardenoverleg (sector-CAO 's).
De komende tijd zit er nog het volgende in het vat:
1. 1 januari 1998, ambtenaren onder de WAO;
2. 1 januari 1999, ambtenaren onder de WW;
3. ziektekostenverzekering normaliseren (IZA).
Op termijn is het mogelijk dat de eenzijdige arbeidsv erhouding met ambtenaren wordt omge
zet in een arbeidsovereenkomst.
Geconstateerd kan worden dat de arbeidsv oonvaarden van de overheid en het bedrijfsleven
steeds meer naar elkaar toe groeien (hetgeen het op afstand plaatsen in beginsel vergemakke
lijkt). In dat verband ligt het in de rede dat op termijn ook een verdere individualisering van
de arbeidsvoonvaarden gestalte krijgt.
3.2.5.1 Nieuwe dienstverleningsvormen
Vanuit diverse diensten is de behoefte geuit om te komen tot een heroriëntatie omtrent de
wijze van dienstverlening. E.e.a. uit zich onder andere in hel project 'Gemeentewinkel'
waarbij vanuit meerdere organisatieonderdelen ideeën om te komen tot een integratie van een
aantal publieksfuncties. E.e.a. zal een systeem noodzakelijk maken met behulp waarvan
vanuit een centraal punt (de balie) diverse categorieën gegevens kunnen worden ontsloten. In
1998 zullen concrete voorstellen ter zake tegemoet mogen worden gezien.
Verder is in het kader van de landelijke ontwikkelingen rond het Overheidsloket 2000 een
discussie gewenst omtrent de inzet van nieuwe elektronische media in vorm van informatie
zuilen. zowel binnen als buiten het Stadskantoor, waardoor de burger in staat wordt gesteld
om in principe 24 uur per dag bepaalde informatie op te vragen.
perspectief nota 1998-2001
39