Bijlage 1.2 Achterstallig onderhoud
A. Fysieke leefomgeving
VERHARDINGEN
KUNSTWERKEN
OPENBARE VERLICHTING
WALMUREN
HOUTEN BESCHOEnNGEN
BAGGEREN
In de perspectiefnota van het vorige jaar is gemeld dat het beheerssysteem operationeel was
geworden. Dankzij dit hulpmiddel kan een overzicht worden verkregen van de
onderhoudssituatie van de verhardingen en het verloop daarvan. De gesimuleerde uitkomst bij
een minimaal aanvaardbaar onderhoudsniveau gaf aan dat er tot het jaar 2020 jaarlijks een
bedrag van rond de 11,5 miljoen gulden nodig was. Afgezet tegen het budget dat in 1996
beschikbaar was, betekende dit, dat er op jaarbasis 8 miljoen gulden aan extra middelen nodig
was.
Het onderhoudsseizoen 1996 is afgelopen. De beschikbare gestelde 3,5 miljoen gulden is
besteed. Desondanks is het gemiddelde kwaliteitsniveau van de verhardingen opnieuw is
gedaald. De door het beheer systeem gesimuleerde verwachtingen zijn dus helaas uitgekomen.
Het gemiddeld jaarlijks benodigde bedrag voor het bereiken van het aanvaardbare
onderhoudsniveau is, met 3 miljoen gulden gestegen tot circa 14,5 miljoen gulden gemiddeld
per jaar. Inclusief de in 1996 beschikbaar gestelde 3,5 miljoen resteert dus een 'tekort' van 11
miljoen gulden.
Dankzij een financiële "injectie", die in 5 jaar oploopt tot structureel 3 miljoen gulden, is er in
1997 600.000 gulden (leidt dus tot een 'tekort' van 10,4 miljoen gulden) aan het
onderhoudsbudget toegevoegd en is er in 1997 dus 4,1 miljoen gulden beschikbaar voor het
beheren van de verhardingen binnen de gemeente.
Het beheerssysteem geeft aan dat de gemiddeld benodigde investering in 1998 oplopen naar
ca. 17 miljoen gulden. Dit is een verhoging met 2,5 miljoen gulden. Dankzij de financiële
injectie is er voor 1998 3,5 plus 1.2 miljoen gulden beschikbaar. Per saldo betekent dit dat er
dus een 'tekort' van 17 min 4,7 is 12,3 miljoen gulden.
Bij het berekenen van de cijfers is geen rekening gehouden met de areaal-uitbreidingen die op
dit moment worden gerealiseerd. Wel is er van uitgegaan dat de benodigde beheermiddelen
bij de planvorming zijn zekergesteld. In de perspectiefnota van 1998 zal hier nader op worden
ingegaan.
Vooral de herwaarderingstaakstellingen uit het verleden toe hebben bij een in omvang
toenemende infrastructuur geleid tot steeds minder beschikbare middelen voor beheer en
onderhoud. Als gevolg hiervan kan het planmatig onderhoud, waarbij de kosten stuurbaar zijn
en de beschikbare middelen efficiënt worden benut, in zeer onvoldoende mate worden
uitgevoerd. Het moment nadert dat wij ons hoofdzakelijk bezighouden met het uitvoeren van
niet-planmatig onderhoud. Niet-planmatig onderhoud kenmerkt zich door een moeilijke
stuurbaarheid en een laag rendement (hoge kosten, lage productie Doordat op deze manier
niet efficiënt met de middelen kan worden omgegaan kunnen de claimkosten sterk gaan
oplopen. Claimkosten verlagen het beschikbare budget, de schade aan de verhardingen kan
niet voldoende worden hersteld, de claimkosten stijgen nog verder. Het zal onherroepelijk
leiden tot een negatieve spiraal waarin de gemeente zich anno 2000 zal bevinden. Een
voorzichtige schatting van de claimkosten brengt ons op een bedrag van ca. f 200.000 per
jaar, waarbij een veelvoud van dit bedrag, gezien de recente landelijke ontw ikkelingen, niet
kan worden uitgesloten.
6 perspectiefnota 1998-2001 (bijlagen)
In 1997 wordt er een geautomatiseerd beheerplan geinstalleerd waarbij aan de hand van
inspecties een meerjarenraming en -planning wordt gemaakt. De verwachting is dat er met
ingang van 1997 minimaal f 550.000 gulden extra nodig zal zijn.
Het beleidsplan Openbare Verlichting zit in een afrondingsfase. In het concept-beleidsplan
wordt nieuw beleid geformuleerd wat tot een kostenverhoging leidt van f 295.000 op
jaarbasis. Concreet wordt hierdoor vormgegeven aan een relevant investerings- en
vervangingsbeleid van de openbare verlichting en een langer branden van de oorspronkelijke
avondbranders binnen het kader van het veiligheidsbeleid. Besparingsvoorstellen 1992-1996
hebben tot nu toe een besparing opgeleverd van f 185.000 op jaarbasis.
Het onderzoek van het extern bureau heeft de kwaliteit van de onderhoudstocstand in kaart
gebracht. Hierbij is een onderscheid gemaakt in twee categorieën, te weten: de zeer kwetsbare
oude gemetselde al dan niet gefundeerde walmuren en de op palen gefundeerde minder
kwetsbare L-vorm muren met een bekleding van metselwerk. De eerste categorie bevindt zich
in een kritische toestand, waarbij het door het overschrijden van de veiligheidsmarges,
geluksfactoren een steeds zwaardere rol spelen bij het instandhouden daarvan. Binnen een
termijn van 10 jaar is hiervoor naast het reguliere onderhoud aan middelen f 2,2 miljoen op
jaarbasis benodigd om tot verantwoorde constructies te komen.
Een onderzoek van een extern bureau heeft uitgewezen, dat voor vervanging van
beschoeiingen op jaarbasis de komende 10 jaar f 220.000 extra benodigd zijn, te verhogen
tot f 300.000 in de 25 jaar daarna.
In het in 1993 vastgestelde baggerbeleidsplan, eerste fase aanpak baggerproblematiek, is een
meerjarenplanning opgesteld, losgekoppeld van data. Door de grote afhankelijkheid van het
niet-uitgekristalliseerd nationaal en regionaal beleid is uitgegaan van zeer globale
kostenindicaties, echter, hierin werd wel duidelijk gemaakt dat er investeringen mee gemoeid
waren van tientallen miljoenen guldens. De in het baggerbeleidsplan aangekondigde tweede
fase, waarin concrete ontwikkelingen zouden worden uitgewerkt, moet nog steeds opgestart
worden.
De beleidsontw ikkeling op nationaal en regionaal niveau heeft nog steeds niet tot het
beschikbaar komen van depot- en/of verwerkingscapaciteit geleid.
Zoals eind oktober 1996 is gemeld aan de Commissie Milieu en Stadsbeheer wordt verwacht,
dat de provincie in de twee helft 1997 keuzes gaat maken met betrekking tot aantal en
omvang depot- en locatiekeuzes. Met betrekking tot de Bonkevaart, vijver Hobbemastraat en
de Potmarge worden samen met derden plannen ontwikkeld. Voor het gemeentelijk aandeel in
de kosten is op dit moment geen voldoende dekking. De gegeven ontwikkelingen zullen
perspectiefnota 1998-2001 (bijlagen)
7