ijt e oi ARCHEOLOGISCHE PARAGRAAF IN HET CULTUURCONVENANT 1997 - 2000 OCenW NOORDELIJKE PROVINCIES DRENTHE. FRIESLAND EN GRONINGEN 1Algemeen 1.1 Partijen maken zich sterk voor het duurzaam behoud van zichtbare en onzichtbare archeologische waarden. 1.2 Partijen streven naar verbetering van het basisniveau van de archeologische monu mentenzorg, waarbij: behoud ter plekke (in situ) voorop staat,. taken in complementair bestuur worden vervuld en vergroting van het draagvlak wordt bevorderd. 1.3 De staatssecretaris erkent het streven van de provincies om de structurele taken op het gebied van de archeologische monumentenzorg voor de provincies wettelijk te regelen. De realisatie van die wetswijziging zou plaats kunnen vinden in het kader van de implementatie van het verdrag van Malta/Valletta. De Raad voor Cultuur zal daarover om advies worden gevraagd. In de Cultuurnota is het voornemen tot wetswijziging opgenomen. 2. Personele inzet 2.1 De provincies streven naar het in dienst nemen van een eigen provinciaal archeoloog die onder meer plannen toetst op archeologische belangen. Het streven van de provincie Friesland is daarbij om reeds per 1 januari 1997 één formatieplaats te reserveren. Het voornemen van de provincie Drenthe is eveneens om deze functionaris in 1997 aan te stellen. De provincie Groningen streeft er naar om de huidige constructie, waarbij er sprake is van een gezamenlijke financiering van de provinciaal archeoloog door provincie en rijk (ieder de helft), per 1 januari 1999 te wijzigen in een situatie waarin de provincie 75% van de lasten voor haar rekening neemt. Bovendien verplicht de provincie zich tot de inspanning om binnen de volgende convenantperiode (2001 - 2004) het resterende deel van 25% voor haar rekening te nemen. Tegenover de inspanning van de provincies neemt het rijk het op zich om de huidige personele inzet vanuit de ROB ten behoeve van de provincie Friesland en Drenthe op hetzelfde niveau te brengen als voor Groningen en alle andere provincies (1 FTE per provincie). 2.2 Uitgaande van complementariteit in de taakverdeling zullen over de concrete taakafbake ning tussen rijk/ROB en provincies nadere afspraken worden gemaakt. Onderwerpen die daarbij een rol spelen zijn de omvang en verdeling van het takenpakket versus de (noodzakelijke) kwantitatieve én kwalitatieve inzet van capaciteit. De ROB kan, vanuit zijn rol als kenniscentrum, de provincies van advies voorzien bij de vervulling van archeologische functies. 2.3 ROB en provincies dragen zorg voor regelmatig overleg en vaste aanspreekpunten op het gebied van de archeologische monumentenzorg. De ROB participeert in het Drentse steunpunt Monumentenzorg.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1997 | | pagina 389