«r 3. Ruimtelijke ordening en planvorming 3.1 Partijen streven ernaar archeologische waarden standaard op te nemen in gebiedsgerichte plannen, waaronder plannen in het kader van de ruimtelijke ordening en dergelijke. Ook waar archeologische waarden (nog) niet zijn opgenomen, zullen in de beoordeling van de plannen archeologische belangen worden meegewogen. 3.2 Partijen zullen gemeenten stimuleren om bij planvorming rekening te houden met archeologische waarden. 3.3 Partijen streven naar de totstandkoming en/of het actueel houden van een digitale provinciale archeologische monumentenkaart (AMK) als instrument voor de voorbereiding en toetsing van gebiedsgerichte plannen, waaronder gemeentelijke plannen. Het tempo waarin de drie noordelijke provincies dit voornemen wensen te realiseren wordt met name bezien in het licht van de beschikbare financiële middelen en de ontwikkeling van een geïntegreerde cultuurhistorische waardenkaart. Voor de provincies Friesland en Groningen geldt als uitgangspunt dat realisatie van de AMK binnen de convenantsperiode plaats zal vinden. De realisatie van de AMK wordt door de provincie Drenthe bezien in het licht van het functioneren van het steunpunt monumentenzorg. Gegeven het belang dat ook het rijk aan geïntegreerde cultuurhistorische waardenkaart hecht, zal worden bezien op welke wijze nadere samenwerking vorm kan worden gegeven. 4. Provinciaal depot voor bodemvondsten 4.1 De provincies streven naar de totstandkoming en (wettelijke) erkenning van een geza menlijk provinciaal depot voor het noorden. 4.2 Gegeven de eigen verantwoordelijkheid voor het depot, dragen de provincies in onderlinge samenspraak zorg voor verwerving c.q. huur, onderhoud, personele bezetting en voorzieningen van het depot. 4.3 Daartegenover neemt het rijk het op zich om een eenmalige bijdrage van circa f100.000,- per provincie te leveren in de archeologische infrastructuur, zoals bijvoorbeeld voor informatietechnologische voorzieningen onder meer ten behoeve van het dataverkeer c.q. de informatie-uitwisseling met de ROB. Op basis van concrete activiteiten zal in onderling overleg de besteding van deze gelden worden bepaald. 4.4 Bodemvondsten worden in het interprovinciaal archeologisch depot onder verantwoorde lijkheid van de provincies in onderlinge samenspraak geregistreerd en beheerd. De provincies nemen het op zich om de registratie van vondstmeldingen actueel te houden. In overleg tussen provincies en ROB zal worden bezien hoe de omvang van het bijbehorende takenpakket zich verhoudt tot de (noodzakelijke) kwantitatieve én kwalitatieve inzet van capaciteit. 4.5 De registratie-achterstand bij de provinciale musea zal binnen de convenantperiode worden geïnventariseerd. Provincies en ROB maken vervolgens daar waar nodig een gezamenlijk projectplan voor het wegwerken van de achterstanden in de convenantperiode, waarbij ook de mogelijke inzet van alle partijen zal worden bezien. 4.6 Provincies en ROB dragen zorg voor een vast aanspreekpunt voor overleg over bodem vondsten. Binnen het depot zal een werkplek voor de ROB worden gereserveerd om daarmee een basis te leggen voor regulier onderling overleg binnen het noordelijk platform voor de archeologie. 5. Informatie-uitwisseling (GIS - ARCHIS) 5.1 Het rijk neemt het op zich om archeologische gegevens landelijk te registreren binnen de ROB, in ARCHIS. 5.2 De provincies leveren actuele (registratie-)gegevens aan de ROB/ARCHIS in ARCHIS format. 5.3 De ROB levert onder meer vanuit ARCHIS samengestelde informatie over archeologische waarden ten behoeve van plan voorbereiding en toetsing. 5.4 ROB en provincies zullen in onderling overleg de nadere inhoud, vorm, procedure en techniek van de informatie-uitwisseling op elkaar afstemmen. Dat gebeurt onder meer op basis van ervaringen die in 1997 worden opgedaan in twee pilots met de provincies Noord-Holland en Zeeland. 6. Beheer en inspectie 6.1 Partijen zijn van mening dat: het feitelijke fysieke beheer van een archeologisch monument geen structurele overheidstaak is; beschermingsmaatregelen (wettelijk, planologisch of door middel van verordenin gen) voor een archeologisch monument een bepaalde mate van fysiek beheer veronderstellen; de overheid die beschermingsmaatregelen uitvaardigt er zorg voor draagt dat een grondeigenaar c.q. terreinbeheerder het beheer kan uitvoeren; dit houdt in dat een beschermd terrein 'beheerbaar' moet worden opgeleverd, dat duidelijke aanwijzingen dienen te worden verstrekt hoe het beheer plaats dient te vinden en dat de grondeigenaar c.q. terreinbeheerder in staat moet zijn om het beheer uit te voeren; de overheid die de beschermingsmaatregelen uitvaardigt zich er van dient te vergewissen dat het noodzakelijke beheer plaats vindt opdat er ook feitelijke bescherming plaatsvindt en (verder) verval van het monument wordt voorkomen. Partijen streven ernaar om binnen de convenantperiode voor archeologische monumenten waarvoor in het verleden een beschermingsmaatregel is uitgevaardigd, een afdoend beheer te realiseren dat recht doet aan het belang van het monument en de omstandigheid waarin het verkeert. Het rijk neemt het op zich om voor het fysieke beheer van archeologische monumenten een instrumentarium te ontwikkelen ten behoeve van al die overheden die beschermingsmaatregelen voor archeologische monumenten uitvaardigen. De ROB zal gevraagd worden hierin het voortouw te nemen en terzake te adviseren. Archeologisch onderzoek en opgravingsbevoegdheid Vanuit de erkenning van een eigen verantwoordelijkheid voor het archeologisch erfgoed nemen de provincies de besluitvorming op zich ten aanzien van het behoud van het archeologisch erfgoed op provinciaal niveau. Dit behoud van het erfgoed dient bij voorkeur ter plekke plaats te vinden. Waar dit niet mogelijk blijkt, dient archeologische informatie door middel van opgravingen te worden veilig gesteld. De voorwaarden waaronder deze verantwoordelijkheid (de zogenoemde 'opgravingsbevoegdheid') in de huidige wetgeving is verankerd worden door de minister van OCenW heroverwogen en zullen voor advies aan de Raad voor Cultuur worden voorgelegd. Doel hiervan is de verantwoordelijkheid van de provincies een wettelijke basis te geven. 6.2 6.3 7. 7.1 7.2

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1997 | | pagina 390