Blad 4 uitkering bij een algemene invaliditeit van 55 tot 80 per cent; en 40 percent van die wedde vermeerderd met het per centage van de vakantie-uitkering bij een algemene invali diteit van 25 tot 55 percent. 3 De in het tweede lid bedoelde periode is ten hoogste voor de belanghebbende die op het tijdstip van voort zetting van de uitkering: 58 jaar of ouder is: zes jaar; 53 jaar of ouder is: drie jaar; 48 jaar of ouder is: twee jaar; 43 jaar of ouder is: anderhalf jaar; 38 jaar of ouder is: een jaar; 33 jaar of ouder is: een half jaar; en jonger is dan 33 jaar: nihil. 4 De uitkering bedraagt na afloop van de volgens het der de lid bepaalde periode een percentage, volgens het tweede lid, van een bedrag gelijk aan het minimumloon verhoogd met een percentage van het verschil tussen de laatstelijk als wethouder genoten wedde vermeerderd met het percentage van de vakantie-uitkering, bedoeld in artikel 4, en het minimumloon. 5 Voor de berekening van het in het vierde lid bedoelde bedrag geldt een percentage van twee maal het aantal verstreken jaren tussen het vijftiende jaar en de leef tijd van de betrokkene op het tijdstip van voortzetting van de uitkering. 6 Het minimumloon, bedoeld in het vierde lid, is het tot een jaarbedrag herleide minimumloon per maand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet mini mumloon en minimumvakantiebijslag of, indien het een betrokkene jonger dan 23 jaar betreft, het tot een jaarbedrag herleide voor zijn leeftijd geldende mini mumloon per maand, bedoeld in artikel 7, derde lid, en artikel 8, derde lid, van de genoemde wet, beide ver meerderd met de daarover berekende vakantietoeslag, bedoeld in artikel 15 van de wet. 7 De belanghebbende heeft recht op aanvulling van de uit kering, indien die uitkering minder bedraagt dan het volgens het tweede lid vastgestelde percentage van de laatstelijk als wethouder genoten wedde vermeerderd met het percentage van de vakantie-uitkering. 8 De aanvulling is gelijk aan het bedrag dat nodig is om de uitkering te verhogen tot het in het zevende lid bedoelde percentage van de laatstelijk als wethouder genoten wedde vermeerderd met het percentage van de vakantie-uitkering 9 In afwijking van het achtste lid is de aanvulling ge lijk aan het bedrag dat nodig is om de uitkering te verhogen tot het in het tiende lid aangegeven percenta ge van de laatstelijk als wethouder genoten wedde ver meerderd met het percentage van de vakantie-uitkering, indien de belanghebbende de keuze heeft gemaakt voor Blad 5 een verlaging van de inhouding ingevolge artikel 59, eerste lid. 10 Het in het negende lid bedoelde percentage bedraagt bij een algemene invaliditeit van 80 percent of meer: 65 percent, bij een algemene invaliditeit van 55 tot 80 percent; 56 percent en bijeen algemene invaliditeit van 25 tot 55 percent: 37 percent. 11 Burgemeester en wethouders stellen regels met betrek king tot de wijze en het tijdstip waarop de wethouder of de gewezen wethouder de in het negende lid bedoelde keuze, die eenmalig is, kenbaar dient te maken. 12 Indien de wegens algemene invaliditeit voortgezette uitkering tezamen met inkomsten, bedoeld in artikel 5, minder bedraagt dan het minimumloon wordt de uitkering verhoogd tot het minimumloon. De verhoging bedraagt niet meer dan het verschil tussen de uitkering en het bedrag waarvan deze is afgeleid en tevens niet meer dan 30 percent van het minimumloon. Artikel 4c 1 De voortzetting van de uitkering, bedoeld in artikel 4a, geschiedt op aanvraag van de belanghebbende voor de termijn van niet langer dan drie jaar, onverminderd het in deze verordening bepaalde over herziening of intrek king van de uitkering. 2 Burgemeester en wethouders stellen de belanghebbenden uiterlijk vier maanden voor het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn schriftelijk in kennis van de mogelijkheid tot het doen van een aanvraag tot voortzetting van de uitkering na afloop van die ter mijn. 3 Een aanvraag als bedoeld in het tweede lid wordt door de belanghebbende uiterlijk drie maanden voor het ver strijken van de in het eerste lid bedoelde termijn ge daan 4 Indien burgemeester en wethouders niet tijdig beslissen op een tijdig ingediende aanvraag als bedoeld in het derde lid, wordt de uitkering voortgezet tot het tijd stip van de beslissing op de aanvraag. 5 Een aanvraag als bedoeld in het tweede lid wordt geacht tijdig te zijn ingediend indien burgemeester en wethou ders de kennisgeving bedoeld in het tweede lid niet hebben gedaan dan wel indien bij een latere kennisge ving als bedoeld in het tweede lid de aanvraag wordt ingediend binnen een maand nadat deze kennisgeving is ontvangen 6 Indien de uitkering na afloop van de in het eerste lid bedoelde termijn wordt voortgezet, wordt de uitkering berekend op de wijze die van toepassing zou zijn ge weest indien die termijn met zou zijn afgelopen. 7 Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van be paalde groepen algemeen invaliden bepalen dat in be-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1997 | | pagina 409