Blad 15
eventueel naar de regelen, vastgesteld bij de Algemene
Maatregel van Bestuur bedoeld in artikel 157 aangepaste
wedde voor de vaststelling van de pensioengrondslag
voor de pensioenberekening over tijd tussen 31 december
1985 en 1 januari 1995 met toepassing van artikel 19.
De in de eerste volzin eerstbedoelde wedde bedraagt
niet minder dan het bedrag van laatstbedoelde wedde
verminderd met f 6.320,-. Het bedrag van f 6.320,-
wordt telkens aangepast bij de algemene maatregel van
bestuur bedoeld in artikel 157, overeenkomstig de aan
passing van een bedrag dat op 1 januari 1985 f 63.200,-
bedroeg
3 Indien het pensioen wordt berekend volgens zowel arti
kel 18 als artikel 19a, geldt voor de pensioenbereke
ning over tijd voor 1 januari 1986 als laatstelijk ge
noten wedde een bedrag gelijk aan 100/110 maal het be
drag, bedoeld in het vierde lid.
4 Indien het pensioen wordt berekend volgens zowel arti
kel 19 als artikel 19a geldt voor de pensioenberekening
over de tijd tussen 31 december 1985 en 1 januari 1995
als laatstelijk genoten wedde een bedrag gelijk aan de
eventueel naar de regelen, bedoeld in het tweede lid
aangepaste wedde voor de vaststelling van de pensioen
grondslag voor de pensioenberekening over de tijd na
31 december 1994 met toepassing van artikel 19a, verme
nigvuldigd met een debruteringsfactorDeze factor is
de breuk, waarvan de teller honderd bedraagt en de noe
mer de som van honderd en het percentage waarmee de
wedde als wethouder per 1 januari 1995 uitsluitend ter
uitvoering van artikel II van de wet van 19 mei 1994,
houdende wijziging van de Algemene pensioenwet politie
ke ambtsdragers (onder andere ter zake van inhoudingen
op het inkomen en gelijke franchise voor de pensioenbe
rekening) (Staatsblad 418) is gewijzigd.
5 Bij de berekening van een pensioen van een gewezen wet
houder die voor 1 januari 1986 voor zijn bezoldiging
geacht werd niet de volledige werkweek aan het wethou
derschap te besteden, wordt de laatstelijk genoten wed
de, vastgesteld volgens het tweede of derde lid, verme
nigvuldigd met de deeltijdfactor.
Berekening van het eigen pensioen over tijd voor 1 januari
1986
Artikel 18
1 Dit artikel is uitsluitend van toepassing op pensioen
berekeningen over jaren gelegen voor 1 januari 1986.
2 Behoudens het bepaalde in lid 3 bedraagt het pensioen
voor ieder van de eerste vier jaren als wethouder 3,5
percent en voor ieder overig ]aar als wethouder 1,75
percent, in totaal tot een maximum van 70 percent, van
de - in de zin van artikel 4 - laatstelijk als wethou
Blad 16
der genoten wedde vermeerderd met het percentage van de
vakantie-uitkering, aangepast naar de regelen als be
doeld in artikel 157 van de Algemene pensioenwet poli
tieke ambtsdragers.
3 Indien recht bestaat op meer dan een pensioen krachtens
of op de voet van de Algemene pensioenwet politieke
ambtsdragers komen op grond van artikel 139, lid 3, van
deze wet voor de toepassing van de pensioenberekening
naar 3,5 percent per dienstjaar in totaal ten hoogste
vier dienstjaren in aanmerking en wordt die berekening
voor zover mogelijk toegepast ten aanzien van het pen
sioen, waarbij die berekening het hoogste bedrag ople
vert, en overigens ten aanzien van het andere pensioen
of de andere pensioenen in de volgorde van de hoogte
van de wedden of de berekeningsgrondslag. Voor de ver
gelijking van deze wedden of berekeningsgrondslag wor
den deze zo nodig aangepast aan de regelen, bedoeld in
artikel 157 van evengenoemde wet.
4 De tijd met recht op uitkering doorgebracht telt als
diensttijd mee in die zin, dat het pensioen over deze
tijd naar 0,875 percent per jaar wordt berekend, met
dien verstande dat, wanneer het een uitkering betreft
als bedoeld in artikel 4a, het pensioen over deze tijd
naar 1,75 percent per jaar wordt berekend, voor zover
en voor zolang het percentage van de algemene invalidi
teit 55 of meer bedroeg. Voor de toepassing van de vo
rige volzin worden uitkeringen als bedoeld in artikel 2
en in artikel 3, leden 1 en 2, aangemerkt als een uit
kering als bedoeld in artikel 4a, indien en zolang be
langhebbende tijdens de duur van eerstbedoelde uitke
ringen voor 55 percent of meer algemeen invalide was.
5 Geen mee telling van uitkeringstijd als diensttijd
vindt plaats:
a voorzover gedurende die tijd belanghebbende uit
anderen hoofde een overheidspensioen opbouwde;
b voor zover gedurende die tijd het bedrag van de
uitkering wegens inkomsten, bedoeld in artikel 5,
tot nihil was verminderd;
c in zover de belanghebbende die recht had op een
uitkering, doch minder uitkering genoot dan de
krachtens artikel 59 berekende pensioenpremie, er
geen zorg voor draagt dat deze premie, welke in dit
geval als een op hem rustende schuld wordt be
schouwd, bij het bereiken van de 65 jarige leeftijd
is voldaan;
d wanneer belanghebbende zulks verzoekt.
Berekening van het eigen pensioen over tijd tussen 31 de
cember 1985 en 1 januari 1995