Blad 19 Samenvallende diensttijden van echtgenoten tussen 31 decem ber 1985 en 1 januari 1995 Artikel 21 1 De gepensioneerde wethouder die recht heeft op het ou derdomspensioen bedoeld in artikel 9, vijfde lid, onder b, van de Algemene Ouderdomswet heeft, voor zover zijn pensioen is berekend met toepassing van artikel 19, recht op een toeslag op zijn pensioen, indien de kalen dertijd, waarin de voor de berekening van zijn pensioen meetellende diensttijd is gelegen, geheel of gedeelte lijk samenvalt met de kalendertijd, die in aanmerking is genomen bij de berekening van enig pensioen waarop zijn echtgenoot recht heeft, mits op laatstbedoeld pen sioen een vermindering is toegepast uit hoofde van recht op ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouder domswet 2 Voor de toepassing van dit artikel wordt mede als echt genoot aangemerkt degene die voor de toepassing van de Algemene Ouderdomswet als echtgenoot van de gepensio neerde wethouder wordt aangemerkt. 3 De in het eerste lid bedoelde toeslag bedraagt voor elk voor de berekening van het pensioen tellende jaar bin nen de samenlopende kalendertijd 0,525 percent van de franchise bedoeld in artikel 19, vierde lid, onder a. 4 De toeslag wordt slechts toegekend op schriftelijk ver zoek en gaat in op de dag waarop de in het eerste lid bedoelde omstandigheid is opgetreden, met dien verstan de dat de toeslag niet vroeger ingaat dan een jaar voor de eerste dag van de maand waarin het verzoek is in gediend. 5 Voor de toepassing van artikel 157 van de Algemene Pen sioenwet politieke ambtsdragers en van hoofdstuk III van deze verordening wordt de toeslag ingevolge dit artikel niet onder het pensioen begrepen. Verstrekken van inlichtingen Artikel 22 1 Indien in het bedrag van het ouderdomspensioen, waaron der mede begrepen een eventuele toeslag en de vakan tie-uitkering, ingevolge de Algemene Ouderdomswet een wijziging wordt aangebracht op grond van persoonlijke omstandigheden, is degene aan wie een pensioen krach tens dit hoofdstuk is toegekend over diensttijd voor 1 januari 1995, gehouden daarvan onverwijld kennis te geven aan burgemeester en wethouders. 2 Indien de in het eerste lid bedoelde wijziging leidt tot verhoging van het pensioen krachtens dit hoofdstuk, gaat die verhoging niet vroeger in dan een jaar voor de eerste dag van de maand waarin de daar bedoelde kennis Blad 20 geving werd gedaan of waarin die verhoging ambtshalve plaatsvond. 3 In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethou ders het tweede lid buiten toepassing laten. HOOFDSTUK III HET NABESTAANDENPENSIOEN Paragraaf 1 Het recht op pensioen Nabestaandenpensioen Artikel 23 1 De nabestaande van een wethouder of van een gewezen dan wel van een gepensioneerde wethouder heeft recht op nabestaandenpensioen 2 Geen recht op nabestaandenpensioen bestaat indien het huwelijk was gesloten nadat het aftreden van de echtge noot was ingegaan, tenzij a de echtgenoot ten tijde van het sluiten van het huwelijk recht had op uitkering ter zake van zijn aftreden als wethouder, of b de echtgenoten reeds voor het aftreden met elkaar gehuwd waren geweest dan wel de nabestaande door de echtgenoot aangemeld was geweest en mits het huwe lijk was gesloten voordat deze de 65-jarige leef tijd had bereikt. 3 Voor de toepassing van het vorige lid wordt het aftre den geacht niet te hebben plaatsgevonden, indien zonder wezenlijke onderbreking een politiek ambt als bedoeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers is aanvaard. Een onderbreking van ten hoogste twee maanden wordt als niet-wezenlijk aangemerkt. 4 De raad kan beslissen dat een onderbreking van meer dan twee maanden als niet-wezenlijk wordt aangemerkt. Artikel 24 (vervallen) Bijzonder nabestaandenpensioen Artikel 251 1 De man of vrouw met wie een wethouder, gewezen of ge pensioneerde wethouder gehuwd is geweest, heeft na diens overlijden recht op bijzonder nabestaandenpen sioen, mits Artikel 25 van de Uitkerings- en pensioenverordening wethou ders zoals dit artikel luidde vóór 1 oktober 19"?1, blijft van toepassing, indien de echtscheiding of de ontbinding van het huwelijk wordt uit ge sproken van het vóór dat tijdstip geldende recht.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1997 | | pagina 416