Blad 21
a hij of zij recht op nabestaandenpensioen zou hebben
gehad, indien de wethouder op de dag van het von
nis, waarbij de echtscheiding of de ontbinding van
het huwelijk is uitgesproken, zou zijn overleden,
en
b de onder a bedoelde dag ligt na 30 september 1971
en de echtscheiding of ontbinding van het huwelijk
niet is uitgesproken met toepassing van het vóór
1 oktober 1971 geldende recht.
2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten
aanzien van de vrouw of man van wie de aanmelding is
geëindigd, mits zij of hij recht op nabestaandenpen
sioen zou hebben gehad, indien de wethouder, de gewezen
of gepensioneerde wethouder op de dag van eindigen van
de aanmelding zou zijn overleden.
3 Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing in
dien de desbetreffende vrouw of man als gevolg van een
huwelijk met, dan wel een aanmelding door dezelfde wet
houder ter zake van diens overlijden recht op nabe
staandenpensioen verkrijgt.
Wezenpensioen
Artikel 26
1 Recht op wezenpensioen hebben:
a de kinderen van hem die overlijdt als wethouder of
als gewezen of gepensioneerde wethouder, die de
leeftijd van eenentwintig jaren nog niet hebben
bereikt en niet gehuwd zijn of gehuwd geweest zijn
dan wel niet partij zijn of partij zijn geweest bij
een aanmelding, mits zij zijn geboren of geadop
teerd voor zijn aftreden is ingegaan of in de peri
ode waarin hij recht heeft op uitkering ter zake
van het aftreden,
b de kinderen ten opzichte van welke aan een manne
lijke wethouder, gewezen of gepensioneerde wethou
der ten tijde van zijn overlijden een onderhouds
plicht krachtens artikel 394 van Boek 1 van het
Burgerlijk Wetboek was opgelegd, dan wel door hem
bij authentieke akte een dergelijke verplichting
was erkend, onder dezelfde voorwaarden als genoemd
in onderdeel a, en
c de kinderen voor welke de wethouder, gewezen of
gepensioneerde wethouder ten tijde van zijn over
lijden de pleegouderlijke zorg droeg, onder dezelf
de voorwaarden als genoemd in onderdeel a, met dien
verstande dat in plaats van het tijdstip van ge
boorte of adoptie het tijdstip van aanvang van de
pleegouderlijke zorg in aanmerking wordt genomen.
2 Artikel 23, derde en vierde lid, is van overeenkomstige
toepassing ten aanzien van het gestelde onder a van het
eerste lid.
Blad 22
3 Onder pleegouderlijke zorg bedoeld in het eerste lid,
onder c, wordt verstaan de zorg voor het onderhoud en
de opvoeding van het kind, als was het een eigen kind,
onafhankelijk van enige verplichting daartoe of van het
genieten van een vergoeding daarvoor.
Tijdelijk pensioen
Artikel 27
1 Indien een wethouder of een gewezen dan wel een gepen
sioneerde wethouder naar het oordeel van burgemeester
en wethouders is vermist, hebben degenen, die aan zijn
overlijden op grond van de voorgaande artikelen van
deze paragraaf recht op pensioen zouden ontlenen, recht
op tijdelijk pensioen op dezelfde voorwaarden als in
die artikelen ten aanzien van het recht op pensioen
omschreven.
2 Het tijdelijk pensioen gaat van rechtswege over in een
pensioen zodra het overlijden van de vermiste vast
staat
Paragraaf 2 Bedrag van het pensioen
Berekening van het nabestaandenpensioen
Artikel 28
1 Het nabestaandenpensioen bedraagt vijf zevende gedeelte
van het pensioen, waarop de overledene als gewezen wet
houder aanspraak zou hebben gehad, indien hij met in
gang van de dag na die van zijn overlijden was afgetre
den, of waarop de overledene als gewezen wethouder
recht of uitzicht had.
2 In afwijking van het vorige lid bedraagt het pensioen
van de nabestaande van hem die overlijdt:
a als wethouder voor het bereiken van de leeftijd van
65 jaar: vijf zevende gedeelte van het pensioen
waarop de wethouder aanspraak zou hebben kunnen
maken, indien hij het wethouderschap tot het berei
ken van evengenoemde leeftijd zou hebben bekleed;
b als gewezen wethouder in de periode waarin hij
recht op uitkering heeft: vijf zevende gedeelte van
het pensioen waarop de gewezen wethouder aanspraak
zou hebben kunnen maken, indien hij tot het berei
ken van de leeftijd van 65 jaar recht op uitkering
zou hebben gehad, met dien verstande dat voor de
berekening van het pensioen de diensttijd wordt
doorgeteld naar de mate van meetelling van dienst
tijd op de dag van overlijden.
3 Indien wegens een zelfde sterfgeval voor een nabestaan
de recht ontstaat op meer dan een nabestaandenpensioen
krachtens of op voet van de Algemene pensioenwet poli
tieke ambtsdragers wordt op grond van artikel 145, lid