Blad 25 Wezenpensioen Artikel 32 1 Het wezenpensioen bedraagt: a voor elk kind, wiens ouder aan het overlijden van de wethouder, gewezen of gepensioneerde wethouder recht op pensioen ontleent, een zevende gedeelte; b voor elk ander kind, twee zevende gedeelte van het pensioen van de overledene, berekend overeenkomstig artikel 28. 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder ouder mede begrepen de nabestaande die op het tijdstip van zijn overlijden de pleegouderlijke zorg had voor het kind, bedoeld in artikel 26. Berekening wezenpensioen na 31 december 1985 Artikel 33 1 Dit artikel is uitsluitend van toepassing op pensioen berekeningen over de diensttijd na 31 december 1985. 2 De wees die geen recht heeft op wezenpensioen ingevolge de Algemene Weduwen- en Wezenwet heeft recht op een toeslag op zijn volgens artikel 32 berekende pensioen, tenzij zijn ouder recht heeft op pensioen genoemd in artikel 19, elfde lid, onder b van die wet. Deze toe slag bedraagt jaarlijks voor elk voor de berekening van het wezenpensioen tellend jaar: a voor de wees, bedoeld in artikel 32, eerste lid, onder a, 0,375 percent van het tot een jaarbedrag herleide bedrag van het in de eerste volzin bedoel de pensioen, vermeerderd met het bedrag van de vakantie-uitkering genoemd in artikel 37b, zesde lid, onder b, van de Algemene Weduwen- en Wezenwet; b voor de wees, bedoeld in artikel 32, eerste lid, onder b, 0,75 percent van het tot een jaarbedrag herleide bedrag van het in de eerste volzin bedoel de pensioen, vermeerderd met het bedrag van de vakantie-uitkering genoemd in artikel 37b, zesde lid, onder b, van de Algemene Weduwen- en Wezenwet. 3 Voor de toepassing van het tweede lid is artikel 29, derde lid, van overeenkomstige toepassing. 4 Wanneer het bedrag genoemd in artikel 19, elfde lid, onder b, onderscheidenlijk artikel 37b, zesde lid, on der b, van de Algemene Weduwen- en Wezenwet wordt ge wijzigd, wordt de in het tweede lid bedoelde toeslag dienovereenkomstig gewijzigd met ingang van dezelfde dag als eerstbedoelde wijziging. Blad 26 Herberekening wezenpensioen Artikel 34 1 Het wezenpensioen wordt herberekend overeenkomstig de artikelen 32 en 33, wanneer het nabestaandenpensioen of het bijzonder nabestaandenpensioen van de ouder wegens diens overlijden is geëindigd. 2 Wanneer het nabestaandenpensioen van de ouder krachtens artikel 31 wegens hertrouwen dan wel een aanmelding opnieuw wordt vastgesteld, wordt het wezenpensioen be doeld in artikel 32, eerste lid, onder a, verhoogd met een bedrag dat zich verhoudt tot het bedrag van dat wezenpensioen, zoals het verschil tussen het nabestaan denpensioen bedoeld in artikel 28 voor en na de toepas sing van artikel 31 zich verhoudt tot dat nabestaanden pensioen vóór die toepassing. 3 Voor de toepassing van dit artikel is artikel 32, twee de lid van overeenkomstige toepassing. Beperking gezamenlijk bedrag nabestaanden- en wezenpensioen Artikel 35 1 De gedeelten van de nabestaanden, bijzondere nabestaan den- en wezenpensioenen, onderscheidenlijk van de we zenpensioenen, bedoeld in de artikelen 28, 30, 31 en 32, gaan tezamen het bedrag waarvan die pensioenen zijn afgeleid niet te boven. 2 Indien wegens toepassing van het vorige lid de daar bedoelde pensioengedeelten een vermindering moeten on dergaan, geschiedt deze in evenredigheid van de onder scheidene bedragen. Toeslag op nabestaandenpensioen Artikel 36 1 De nabestaande die de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt, heeft tot de eerste dag van de maand waarin hij die leeftijd bereikt recht op een toeslag op zijn volgens de voorgaande artikelen berekende pensioen ten bedrag van 15 percent van dat pensioen, behoudens het bepaalde in het tweede en vierde lid. 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder een pensioen als daar bedoeld verstaan het pensioen nadat eventueel hoofdstuk V toepassing heeft gevonden. 3 Dit artikel is niet van toepassing ten aanzien van de gene die recht heeft op bijzonder nabestaandenpensioen, noch ten aanzien van degene wiens nabestaandenpensioen wegens hertrouwen dan wel een aanmelding opnieuw is vastgesteld. 4 De in het eerste lid bedoelde toeslag bedraagt ten hoogste vijftien percent van f 55.195,-. Dit bedrag wordt telkens aangepast bij de algemene maatregel van

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1997 | | pagina 419