Blad 31
2 Onder pensioen krachtens een andere regeling als be
doeld in het vorige lid wordt verstaan een pensioen ten
laste van de Nederlandse schatkist - anders dan ing
evolge wettelijke garanties of ingevolge overneming van
de verplichting tot betaling - ten laste van de Neder
landse Antillen, van een publiekrechtelijk lichaam in
Nederland of in evengenoemd ander land, dan wel ten
laste van een door het bestuursorgaan in een van die
landen ingesteld fonds.
Samenloop van wezenpensioenen
Artikel 44
1 Indien een wees die reeds recht op een wezenpensioen
heeft, hetzij krachtens deze verordening, hetzij krach
tens een andere regeling, daarna eveneens recht op een
ander wezenpensioen verkrijgt, hetzij krachtens deze
verordening, hetzij krachtens een andere regeling wordt
voor de berekening van de eigen pensioenen waarvan die
wezenpensioenen zijn of geacht moeten worden te zijn
afgeleid, samenlopende tijd slechts meegeteld bij de
berekening van het pensioen, waarbij die tijd het hoog
ste bedrag oplevert.
2 Artikel 43, lid 2, is van overeenkomstige toepassing.
Paragraaf 2 Samenloop van pensioenen en algemeen pensioen
Begripsomschrijvingen
Artikel 45
1 Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan
onder
a een pensioen: een pensioen of een gedeelte van een
pensioen voorzover berekend over tijd voor 1 janua
ri 1986, dat is toegekend of geacht wordt te zijn
toegekend krachtens deze verordening;
b een algemeen pensioen:
le een bruto-ouderdomspensioen als bedoeld in arti
kel 9 van de Algemene Ouderdomswet, eventueel
vermeerderd met een bruto-toeslag als bedoeld in
artikel 10 van die wet, benevens de bruto vakan
tie-uitkering, bedoeld in artikel 29 van die
wet, een en ander voor zover niet uitbetaald
krachtens artikel 18 van die wet;
2e een pensioen, een tijdelijke uitkering en een
wezenpensioen als bedoeld in de Algemene wedu
wen- en wezenwet;
3e een pensioen of uitkering toegekend krachtens
een wettelijke regeling van de Nederlandse An
tillen of van een vreemde mogendheid en naar
aard en strekking overeenkomend met een algemeen
pensioen als omschreven onder le en 2e;
Blad 32
c een belanghebbende: degene die recht heeft op een
pensioen.
2 Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder het
algemeen pensioen van de belanghebbende die de leeftijd
van 65 jaar heeft bereikt, mede begrepen het algemeen
pensioen waarop zijn echtgenoot recht heeft, tenzij het
echtpaar duurzaam gescheiden leeft. Voor de toepassing
van de vorige volzin wordt mede als echtgenoot aang
emerkt degene die voor de toepassing van de Algemene
Ouderdomswet als echtgenoot van de belanghebbende wordt
aangemerkt
3 Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een pen
sioen als bedoeld in artikel 51, vijfde lid, dan wel
enig ander pensioen als bedoeld in artikel 51, eerste
lid, voor zover dit pensioen of gedeelte daarvan is
berekend over tijd voor 1 januari 1986, in aanmerking
genomen.
Volle-wezenpensioen
Artikel 46
Het pensioen waarop twee of meer volle wezen recht hebben,
wordt, indien het als een eenheid is toegekend, voor de
toepassing van deze paragraaf geacht aan ieder van genoemde
wezen te zijn toegekend tot een bedrag, gelijk aan dat pen
sioen gedeeld door hun aantal.
Inbouwbedrag
Artikel 47
1 Voor een belanghebbende die tevens recht heeft op een
algemeen pensioen wordt het deel daarvan, dat geacht
kan worden betrekking te hebben op een tijd, overeen
komende met de diensttijd waarnaar zijn pensioen is of
geacht wordt te zijn berekend, gerekend deel uit te
maken van het bedrag van zijn pensioen, met dien ver
stande dat:
a voor zover diensttijd met 3,5 percent per jaar met
pensioen wordt vergolden, deze diensttijd met 2
wordt vermenigvuldigd;
b voor zover diensttijd met 0,875 percent per jaar
met pensioen wordt vergolden, deze diensttijd met
0,5 wordt vermenigvuldigd;
c maximaal een diensttijd van 40 jaar in aanmerking
wordt genomen.
Het in de vorige volzin omschreven deel wordt inbouwbe
drag genoemd.
2 Op een nabestaandenpensioen, niet zijnde een pensioen
als bedoeld in artikel 25, dat is afgeleid van een pen
sioen waarop, in verband met het recht op een pensioen
als bedoeld in artikel 9, tiende lid, onder a en b van
de Algemene Ouderdomswet, lid 1 van toepassing was,