Blad 33
vindt dat lid niet eerder toepassing dan met ingang van
de eerste dag van de maand, volgende op die waarin dat
pensioen krachtens het bepaalde in artikel 65, lid 1,
is geëindigd.
3 Het inbouwbedrag overschrijdt niet het bedrag van het
algemeen pensioen, dat geacht kan worden betrekking te
hebben op een tijdvak, liggende tussen de aanvang en
het einde van de diensttijd, waarnaar het pensioen met
inachtneming van lid 1 is of geacht wordt te zijn bere
kend.
Mededelingsplicht
Artikel 48
1 Indien een belanghebbende een algemeen pensioen gaat
genieten dan wel het genot van een algemeen pensioen of
van een tijdelijke uitkering eindigt, of indien in het
bedrag van het algemeen pensioen een wijziging wordt
aangebracht op grond van persoonlijke omstandigheden
van hemzelf, zijn echtgenoot of zijn kinderen, is hij
gehouden hiervan onverwijld kennis te geven aan burge
meester en wethouders
2 Indien een belanghebbende de in het vorige lid bedoelde
kennisgeving niet onverwijld doet, gaat een verlaging
van het inbouwbedrag niet vroeger in dan een jaar voor
de eerste dag van de maand waarin de kennisgeving werd
gedaan of waarin ambtshalve vermindering van het in
bouwbedrag plaatsvond.
Algemeen pensioen en diensttijd
Artikel 49
Voor de toepassing van artikel 47 geldt het volgende.
a Het algemeen pensioen wordt geacht betrekking te hebben
op het tijdvak, liggende tussen de tijdstippen waarop
belanghebbende de leeftijd van 15 jaar en die van 65
jaar heeft bereikt met dien verstande dat, indien een
belanghebbende recht heeft op nabestaanden- of wezen
pensioen, het vorenstaande overeenkomstige toepassing
vindt ten aanzien van de tijdstippen waarop de overle
dene de leeftijden van 15 en 65 jaar heeft of zou heb
ben bereikt.
b Het recht op een algemeen pensioen, dat bestond op de
dag waarop de rechthebbende is overleden of sedert wel
ke hij is vermist, wordt geacht voort te duren tot het
tijdstip waarop diens pensioen krachtens het bepaalde
in artikel 65, lid 1, is geëindigd.
c Indien een nabestaande recht heeft op algemeen nabe
staandenpensioen op grond van artikel 8, eerste lid,
onder a van de Algemene weduwen- en wezenwet, doch geen
van de in evengenoemde bepaling bedoelde kinderen recht
heeft op pensioen, wordt uitgegaan van het bedrag van
Blad 34
het pensioen dat geldt voor degenen op wie artikel 19,
elfde lid, onder a, van genoemde wet toepassing vindt,
d Als diensttijd wordt uitsluitend in aanmerking genomen
de diensttijd, gelegen tussen de tijdstippen waarop de
leeftijd van 15 jaar is en die van 65 jaar is of zal
zijn bereikt.
e Een pensioen dat niet is berekend naar diensttijd wordt
geacht te zijn berekend naar een diensttijd van 40 ja
ren.
f Diensttijd waarnaar een pensioen is of geacht wordt te
zijn berekend en die niet daadwerkelijk als wethouder
is doorgebracht, wordt geacht aan te sluiten bij het
einde van de ambtsvervulling waaraan het recht op pen
sioen is ontleend; voor zover dientengevolge deze
diensttijd zich uitstrekt na het tijdstip waarop de
leeftijd van 65 jaar is of zou zijn bereikt, wordt die
diensttijd, te rekenen van dat tijdstip, geacht te zijn
doorgebracht, voor zover mogelijk gedurende tijdvakken
van onderbreking van de daadwerkelijk als wethouder
doorgebrachte tijd en voor het overige onmiddellijk
voor de aanvang van de diensttijd waarnaar het pensioen
is berekend.
g Van de diensttijd wordt buiten beschouwing gelaten de
tijd, waarop betrekking heeft of geacht kan worden be
trekking te hebben het bedrag van het algemeen pen
sioen, waarop aanspraak is verkregen door vrijwillige
premiebetaling krachtens artikel 45 van de Algemene
Ouderdomswet en artikel 47 van de Algemene Weduwen- en
Wezenwet
h De vakantie-uitkeringen, bedoeld in de Algemene Ouder
domswet en de Algemene Weduwen- en Wezenwet, worden
geacht op overeenkomstige wijze als het algemeen pensi
oen in termijnen te worden uitbetaald.
Gehuwde vrouw met recht op pensioen
Artikel 50
Indien een belanghebbende een gehuwde vrouw is, wordt voor
de toepassing van artikel 47 uitgegaan van het algemeen
pensioen voor een ongehuwde pensioengerechtigde.
Vermindering inbouwbedragen bij samenvallende diensttijd
Artikel 51
1 Indien aan een belanghebbende meer dan één pensioen is
of geacht wordt te zijn toegekend krachtens of op de
voet van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdra
gers, dan wel naast een of meer zodanige pensioenen een
pensioen krachtens een andere regeling als bedoeld in
het vijfde lid is of geacht wordt te zijn toegekend, en
de diensttijd waarnaar die pensioenen zijn of geacht
worden te zijn berekend geheel of gedeeltelijk samen-