Blad 43
3 Burgemeester en wethouders herstellen een door hen ge
nomen beslissing omtrent toekenning - inbegrepen aan
passing op grond van artikel 57 -, herziening, wijzi
ging of betaalbaarstelling van een pensioen, indien
daarin een onjuistheid, anders dan bedoeld in de vorige
leden, voorkomt.
4 Indien vijf jaren zijn verstreken na de dagtekening van
een overeenkomstig de vorige leden voor herziening,
wijziging of herstel vatbare beslissing, kunnen burge
meester en wethouders die leden buiten toepassing la
ten
Artikel 73
1 Een herzieningsbeslissing, een wijzigingsbeslissing en
een herstelbeslissing vermelden de dag van de inwer
kingtreding. Bij een herzieningsbeslissing is deze dag
dezelfde als die waarop de herziene beslissing in wer
king is getreden, tenzij een latere dag wordt bepaald.
2 Een herzieningsbeslissing leidt niet tot terugvordering
of verrekening van reeds betaalde bedragen, tenzij de
betrokkene redelijkerwijze had moeten begrijpen, dat
hem te veel werd uitbetaald.
3 Een wijzigingsbeslissing leidt slechts tot terugvorde
ring of verrekening van reeds betaalde bedragen indien
de betrokkene, hoewel enige bepaling van deze verorde
ning hem daartoe verplichtte of dit redelijkerwijs van
hem mocht worden verwacht, heeft nagelaten aan burge
meester en wethouders mededeling te doen van een wijzi
ging in de feiten.
4 In afwijking van de vorige twee leden en onverminderd
artikel 67 zijn burgemeester en wethouders bevoegd tot
terugvordering of verrekening van te veel betaalde be
dragen, indien de herzieningsbeslissing, onderscheiden
lijk de wijzigingsbeslissing is genomen binnen vier
maanden na de dagtekening van de herziene beslissing,
onderscheidenlijk binnen vier maanden nadat burgemees
ter en wethouders bericht hebben ontvangen van wijzi
ging in de feiten.
5 Herstel van een beslissing als bedoeld in artikel 72,
lid 3, binnen vier maanden na de dagtekening van de
herstelde beslissing, leidt tot terugvordering of ver
rekening van te veel betaalde pensioenbedragen Herstel
van een beslissing, als bedoeld in de vorige volzin, na
de daar genoemde termijn, leidt slechts tot terugvorde
ring of verrekening van te veel betaalde pensioenbedra
gen, indien de betrokkene redelijkerwijze had moeten
begrijpen, dat hem te veel werd uitbetaald.
Blad 44
HOOFDSTUK II OVERGANGSBEPALINGEN
Intrekking geldende verordening
Artikel 74
1 Behoudens het in dit hoofdstuk verder bepaalde wordt
met ingang van 1 januari 1966 ingetrokken de
Uitkerings- en pensioenverordening wethouders 1963.
2 Artikel 3 van de in het eerste lid bedoelde verordening
blijft van toepassing tot 1 januari 1969.
3 Artikel 15 van de in het eerste lid bedoelde verorde
ning blijft van toepassing tot het tijdstip van inwer
kingtreding van deze verordening.
Artikel 75
Overgangsbepaling (bij 4e wijziging)
1 Voor de toepassing van dit artikel en artikel II wordt
verstaan onder:
a oude verordening: de Uitkerings- en pensioenver
ordening wethouders zoals deze luidde voor de
inwerkingtreding van de in artikel I vermelde
wi j zigingen;
b nieuwe verordening: de Uitkerings- en pensioen
verordening wethouders zoals die bij inwerkingtre
ding van de onder a. bedoelde wijzigingen is komen
te luiden;
c besluit: deze verordening;
d tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit: het
in artikel IV, lid 1, bedoelde tijdstip.
2 Uitkeringen, wegens algemene invaliditeit voortgezet op
grond van artikel 2a, lid 2, van de oude verordening
worden, te rekenen van het tijdstip van inwerkingtre
ding van dit besluit, geacht te zijn voortgezet krach
tens artikel 2a, lid 2, van de nieuwe verordening.
3 Uitkeringen die op grond van artikel 3, lid 1, van de
oude verordening zijn berekend met inachtneming van de
kindertoelage van belanghebbende, worden met ingang van
het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit her
berekend met inachtneming van artikel 3, leden 1 en 2,
van de nieuwe verordening.
4 Uitkeringen op grond van artikel 2, lid 1, tweede vol
zin, van de oude verordening toegekend aan gewezen wet
houders, die bij hun aftreden minstens 50 jaar oud wa
ren en minstens 10 dienstjaren hadden, worden, indien
zij lager zijn dan 60 procent van de in artikel 3, lid
1, van de nieuwe verordening bedoelde, zo nodig over
eenkomstig lid 7 van genoemd artikel aangepaste, bere
keningsgrondslag, verhoogd tot 60 procent voor de na
het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit res
terende duur.