Blad 45 5 a Uitkeringen, toegekend of toe te kennen uit hoofde van een aftreden voor 1 januari 1979 en onderhevig aan korting wegens inkomsten als bedoeld in artikel 1 van de oude verordening, worden, voor zover het recht op uitkering op genoemd tijdstip niet is ver vallen, te rekenen vanaf dat tijdstip herzien met inachtneming van artikel 4 van de nieuwe veror dening. Deze herziening leidt niet tot terugvordering van betaalde uitkeringsbedragen of tot nabetalingen aan uitkeringen over tijdvakken, liggende voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit, b Ten aanzien van uitkeringen, toegekend of toe te kennen uit hoofde van een aftreden voor het tijd stip van inwerkingtreding van dit besluit, vindt het in artikel 15, lid 4, van de nieuwe verordening bepaalde inzake meetellen van uitkeringstijd voor pensioen geen toepassing. 6 Het bepaalde inzake het meetellen van uitkeringstijd voor nabestaanden- en wezenpensioen in de artikelen 21, lid 2, en 24, lid 1, van de oude verordening blijft van toepassing in de gevallen waarin het aftreden is ing egaan voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit. 7 De bepalingen inzake vergelding van diensttijd met 3,5 procent voor pensioen, vervat in artikel 15 van de oude verordening, blijven van toepassing ten aanzien van diensttijd, voorafgaande aan 1 januari 1979. Voor de vorming van de periode van vier jaren, bedoeld in arti kel 15, lid 1, van de nieuwe verordening, wordt de in de vorige volzin bedoelde diensttijd mede in aanmerking genomen 8 Ten aanzien van pensioenen waarop recht is ontstaan op een datum voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit blijven de bepalingen van de oude verorde ning van toepassing. 9 Het bepaalde in de laatste volzin van artikel 2, lid 1, van de nieuwe verordening inzake de verkorte minimum- duur van de uitkering is niet van toepassing op dege nen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit wethouder zijn. 10 Artikel 37 van de oude verordening inzake verdubbeling van diensttijd voor inbouw blijft van toepassing ten aanzien van diensttijd, liggende na het in artikel 79 van de oude verordening bedoelde tijdstip van inwer kingtreding en voor 1 januari 1979. Blad 46 Toepasselijkheid van deze verordening Artikel 76 De met ingang van een datum, voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening, aan gewezen wet houders en aan nabestaanden en wezen toegekende uitkeringen en pensioenen worden met ingang van dat tijdstip geacht krachtens deze verordening te zijn toegekend. Artikel 7 6a In afwijking van de artikelen 16, 23, 25, 26 en 27 kunnen degenen die voor 1 september 1956 hebben opgehouden wethou der te zijn, alsmede hun nabestaanden en wezen, geen aan spraak op pensioen ontlenen aan een wethouderschap opdat korter dan 4 jaren is bekleed. Rechten op basis van de oude verordening Artikel 77 Zij die aan de in artikel 74, eerste lid, genoemde verorde ning recht op pensioen ontleenden met ingang van 1 januari 1966 of een later tijdstip, ontlenen van dat tijdstip af een recht op pensioen aan deze verordening. Samenloop van pensioen en algemeen pensioen (behoort bij afdeling II, hoofdstuk V, paragraaf 2) Artikel 78 In afwijking in zoverre van artikel 47 vindt voor de bere kening van het inbouwbedrag geen vermenigvuldiging plaats van tijd, gelegen voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening die voor de berekening van een pensi oen als daar bedoeld in aanmerking wordt genomen. Overgangsbepaling I ten aanzien van het vervallen artikel 49 (oud) (overgangsbepaling bij vijfde wijziging) Artikel 79 Artikel 49, zoals dat als artikel 49 luidde op 31 mei 1985, blijft toepassing vinden ter zake van betalingen na 31 mei 1985, indien en voor zover die betalingen betrekking hebben op een voor 1 juni 1985 liggende periode, met dien verstan de dat met ingang van 1 april 1985 in het vierde lid 'arti kel 36, eerste lid', wordt vervangen door artikel 47, eer ste lid'

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1997 | | pagina 429