Blad 47
Overgangsbepaling II ten aanzien van het vervallen artikel
49 (oud) (overgangsbepaling bij vijfde wijziging)
Artikel 80
De verhoging met tien percent over ten hoogste f 63.200,-
per jaar ingaande 1 juni 1985 van de wedde van de wethouder
toegekend in verband met het vervallen van artikel 49,
maakt voor de toepassing van de bepalingen van afdeling II,
de hoofdstukken II en III, betreffende de pensioenbereke
ning, geen deel uit van de wedde.
De voorgaande volzin is slechts van toepassing op de wedde,
voorzover die betrekking heeft op tijd gelegen vóór 1 janu
ari 1986.
Overgangsbepaling ten aanzien van artikel 41 (artikel 31
oud) (overgangsbepaling bij zesde wijziging)
Artikel 81
1 In afwijking van artikel 41 zoals dat artikel ingevolge
de zesde wijziging is komen te luiden, blijft ten aan
zien van de in het tweede lid bedoelde personen van
toepassing artikel 41 zoals dat als artikel 31 luidde
op de dag vóór 13 juli 1988.
2 De in het eerste lid bedoelde personen zijn:
a degenen die voor 1 januari 1986 recht op eigen pen
sioen hebben gekregen dan wel de leeftijd van 60
jaar hebben bereikt;
b nabestaanden en wezen die recht op pensioen hebben
ontleend aan het overlijden van een persoon die
voldeed aan een voorwaarde gesteld onder a, dan wel
recht op dat pensioen hebben verkregen vóór 1 janu
ari 1986.
3 Ten aanzien van de in het tweede lid bedoelde personen
wordt niet onder pensioen begrepen de toeslag bedoeld
in de artikelen 36 en 37.
Overgangsbepaling ten aanzien van artikel 45 (artikel 35
oud) (overgangsbepaling bij zesde wijziging)
Artikel 82
1 Artikel 45, tweede lid, zoals deze bepaling ingevolge
de zesde wijziging is komen te luiden, is niet van toe
passing indien de belanghebbende recht heeft op een
ouderdomspensioen bedoeld in artikel 9, vijfde lid, van
de Algemene Ouderdomswet ingevolge het zevende lid van
dat artikel, zoals dat luidde op 31 december 1985.
2 Artikel 45, tweede lid, laatste volzin, zoals die vol
zin ingevolge de zesde wijziging is komen te luiden, is
niet van toepassing ten aanzien van de ongehuwde be
langhebbende bedoeld in genoemde wet, op wie van toe
passing is gebleven artikel 1 van de Algemene Ouder
domswet, zoals dat artikel luidde op 31 december 1985.
Blad 48
Overgangsbepaling ten aanzien van de artikelen 19 en 28
(artikelen 16a eb 22 oud na vijfde wijziging) (overgangsbe
paling bij zesde wijziging)
Artikel 83
De artikelen 19, tweede lid, en 28, derde lid, zoals die
artikelen ingevolge de zesde wijziging zijn komen te lui
den, zijn niet van toepassing ten aanzien van degene die:
a wethouder was voor 13 juli 1988, voor zover betreffende
tijd is doorgebracht vóór dat tijdstip;
b wethouder is op of na 13 juli 1988, voor zover betref
fende tijd zonder onderbreking is gevolgd op tijd als
bedoeld onder a, en vervolgens zonder onderbreking is
voortgezet. Een onderbreking van niet meer dan een jaar
wordt voor de toepassing van deze bepaling geacht geen
onderbreking te vormen.
Garantiebepaling (overgangsbepaling bij zesde wijziging)
Artikel 84
De vanaf 1 januari 1986 toegekende pensioenen berekend op
basis van de verordening zoals die tot die datum luidde,
worden herberekend op grond van deze verordening zoals die
na de zesde wijziging is komen te luiden, met dien verstan
de dat de pensioenbedragen die in verband met deze herbere
kening te veel zijn betaald, niet worden teruggevorderd.
Inwerkingtreding artikelen 19, tweede lid, 50 en 59, tweede
en derde lid (artikel 16a, tweede lid, 40 en 48, tweede en
derde lid (oud) na vijfde wijziging) (overgangsbepaling bij
zesde wijziging)
Artikel 85
Artikel 19, tweede lid, artikel
derde lid, treden in werking op
artikel VIII, lid 4, van de Wet
blad 300.
HOOFDSTUK III SLOTBEPALINGEN
Inwerkingtreding zevende wijziging
Artikel 86
De artikelen 9, 12, 13, 14, 23, eerste en tweede lid, 24,
25, 26, eerste en tweede lid, 28, eerste, tweede, derde en
vierde lid, 29, tweede, derde en vierde lid, 30, 31, 32,
33, tweede en vierde lid, 34, 35, eerste lid, 36, eerste en
derde lid, 42, eerste lid, 43, eerste lid, 45, eerste lid,
47, tweede lid, 48, eerste lid, 49, onderdeel a en c, 63,
eerste lid, 66, eerste lid met uitzondering van de invoe
ring van het begrip minderjarigheid, 76, 87, 88, 89 en 90
50 en artikel 59, tweede en
het tijdstip bedoeld in
van 20 april 1988, Staats-