Afgezien van het feit dat met de realisering van de
functie wonen niet vóór 1 januari 1998 mag worden
begonnen, wordt het gezien de economische haal
baarheid niet (meer) realistisch geacht om vast te
houden aan het in het bestemmingsplan opgenomen
uitgangspunt dat 60% van de gronden als bos dan wel
als bos herkenbare elementen gehandhaafd dient te
blijven. Er zal gekozen moeten worden voor een
werkwijze die tot gevolg heeft dat toch op korte
termijn met bouwen kan worden begonnen. Met het oog
hierop zijn stedenbouwkundige randvoorwaarden
opgesteld, die voor u bij de stukken ter inzage
liggen. De Commissie voor Stadsontwikkeling heeft op
18 februari 1997 met deze stedenbouwkundige
randvoorwaarden ingestemd. Op basis van deze
randvoorwaarden zullen bouwplannen worden ontwikkeld,
waarvoor vergunning zal kunnen worden verleend met
toepassing van de zgn. antici-patieprocedure (artikel
19 van de Wet op de ruimtelijke ordening)
Teneinde een dergelijke procedure succesvol te kunnen
afronden, zal er sprake moeten zijn van herziening
van het geldende bestemmingsplan. Er zal (o.a. aan
Gedeputeerde Staten) een voorontwerp van een
bestemmingsplan moeten worden overgelegd, dat zo
mogelijk reeds in het vooroverleg (artikel 10 Besluit
op de ruimtelijke ordening 1985) is gebracht. In
wezen loopt een stukje bestemmingsplanherziening dus
gelijk op met de behandeling van het bouwplan.
Zoals reeds opgemerkt, ligt voor u ter inzage de nota
"Stedenbouwkundige randvoorwaarden Wonen in het Bos"
(met een daarbij behorend structuurmodel)In deze
nota wordt o.a. ingegaan op de woningmarktsituatie,
het juridisch kader, de ontwerp-uitgangspunten, de
planbeschrijving en de economische uitvoerbaarheid.
In het plangebied staat de ontwikkeling van een
kleinschalig, maar hoogwaardig woongebied voorop. Als
overgang van de stad naar het bosgebied wordt hier
bebouwing gedacht te midden van boselementenDe
stedenbouwkundige vormgeving zal hierop afgestemd
moeten zijn. Evenals voorheen wordt uitgegaan van de
realisering van minimaal 50 en maximaal 150 woningen.
Circa 1/3 deel van de gronden zal als bos dan wel als
herkenbare elementen gehandhaafd dienen te blijven.
In het gebied is zoveel mogelijk uitgegaan van het
handhaven van de bestaande landschapselementen.
Hierdoor ontstaat een geleding die het plan flexibel
maakt. Flexibel niet alleen in de zin van identiteit
geven aan gebieden, maar ook flexibel in de fasering
van de uitvoering.
Blad 3
De ontsluiting van het gebied vindt plaats via
Bilgaard. Het gebied zelf wordt ontsloten vanaf de
bestaande infrastructuur en wel via de Meenthedyk en
de Vierhuisterweg
Gelet op de hiervoor geschetste ontwikkelingen,
achten wij het noodzakelijk dat voor dit plangebied
een voorbereidingsbesluit wordt genomen.
II. Bekostigingsbesluit woonbestemming
Inleiding
Uitgangspunt voor de realisatie van een
bestemmingsplan is het voeren van een actieve
grondpolitiekDit betekent dat gestreefd wordt naar
een volledige verwerving van de benodigde gronden,
die vervolgens bouwrijp worden gemaakt en tenslotte
worden uitgegeven aan derden.
In een situatie, waarin zowel gemeentelijke als
particuliere grondexploitatie plaatsvindt, is de
gemeente verantwoordelijk voor de aanleg van de
benodigde infrastructurele werken, zoals de aanleg
van wegen, straten, riolering enz.
De met de aanleg van deze werken verband houdende
kosten worden in beginsel via de uitgifteprijs van de
grond doorberekend aan de toekomstige grondeigenaren.
Indien echter initiatieven worden ontplooid door
particuliere eigenaren is een dergelijke
doorberekening niet mogelijk. Het verhaal van kosten
van de eerdergenoemde voorzieningen vindt in die
gevallen primair plaats op basis van een
overeenkomst, die is gebaseerd op de gemeentelijke
exploitatie-verordeningDe mogelijkheid tot het
sluiten van een exploitatie-overeenkomst wordt in de
regel bepaald door het toevallig ontwikkelen van
bouwinitiatieven door de betrokken particuliere
eigenaar. De exploitatie-verordening gaat er dan ook
van uit, dat het sluiten van een overeenkomst, waarin
de gemeente zich verbindt tot het aanleggen van
bepaalde werken en de particuliere eigenaar daarvoor
als contraprestatie een bijdrage levert, gebeurt op
verzoek van deze particuliere eigenaar. De
mogelijkheden van kostenverhaal via een exploitatie
overeenkomst zijn daarmee afhankelijk geworden van
het al dan niet ontwikkelen van bouwinitiatieven door
particuliere grondeigenaren.
Het verkrijgen van profijt van voorzieningen van
openbaar nut wordt echter niet bepaald door de
toevallige ontwikkeling van bouwinitiatieven, maar