Blad 2
ten niet kunnen worden geheven als de gemeente geen
onroerende-zaakbelastingen heft.
De wetgever heeft aansluiting gezocht bij de systematiek
van de onroerende-zaakbelastingen. Het gaat eveneens om
twee belastingen, te weten een eigenarenbelasting en een
gebruikersbelasting. Voorts zijn de artikelen 220b tot en
met 220h van de Gemeentewet inzake de onroerende-zaakbelas
tingen van overeenkomstige toepassing verklaard. In de
modelverordening hebben de belastingen de naam "belastingen
op roerende woon- en bedrijfsruimten". In tegenstelling tot
de onroerende-zaakbelastingen kunnen gemeenten ook een an
dere naam aan de belastingen geven (bijvoorbeeld: roerende-
zaakbelastingen)
1.1 Belastbaar feit
Artikel 221, lid 1, letter a, Gemeentewet beschrijft twee
belastbare feiten namelijk:
I. het aan het begin (1 januari) van het kalenderjaar al
dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of
persoonlijk recht, gebruiken;
II. het aan het begin (1 januari) van het kalenderjaar het
genot hebben krachtens eigendom.
Zoals uit bovenstaande blijkt is het belastbaar feit iden
tiek aan de onroerende-zaakbelastingen.
Ad I
Evenals bij de onroerende-zaakbelastingen wordt het hoofd
van de huishouding aangemerkt als belastingplichtige krach
tens gebruik. Daarnaast zijn ook bij de roerende-zaakbelas
tingen de artikelen van kamerverhuur van toepassing (arti
kel 220, lid 1, letter d Gemeentewet)Kortom indien er
sprake is van ruimten waarbij gemeenschappelijk gebruik
wordt gemaakt van bepaalde voorzieningen, zoals bijvoor
beeld keuken, toilet, wordt de aanslag terzake van het ge
bruik opgelegd aan de eigenaar van de roerende zaak.
Ad II
Omtrent het eigendom van een roerende zaak is bepalend in
dien er sprake is van een woonboot met een bepaald tonnage
waarop een hypotheek rust wie ingeschreven staat in het
schepenregister
1.2 Heffinqsmaatstaf
Zoals uit artikel 221 juncto 220 c, Gemeentewet blijkt is
de heffingsmaatstaf voor deze belasting in principe de
waarde in het economisch verkeer overeenkomstig de
Blad 3
onroerende-zaakbelastingen
De toelichting op de modelverordening van de Vereniging van
Nederlandse Gemeenten zegt hier het volgende over:
"Het belastbare object moet worden gewaardeerd alsof het
onmiddellijk zou kunnen worden verkocht terwijl bovendien
bij de waardebepaling geen rekening mag worden gehouden met
eventueel op het object rustende lasten
De schippersvereniging heeft bij brief en mondelinge toe
lichting in de vergadering van de commissie B&M, 27-08-
1997, aangegeven dat de boten in de gemeente Leeuwarden
geen waarde vertegenwoordigen omdat een boot niet onmiddel
lijk zou kunnen worden verkocht vanwege het feit dat de
ligplaats niet bij de boot kan worden verkocht in de ge
meente Leeuwarden.
Zoals de voorzitter van de schippersvereniging stelt:
"De waarde van de woonschepen is te verwaarlozen omdat een
schip zonder ligplaats niet "in volle omvang in gebruik te
nemen" is.
Blijkens de toelichting van de VNG gaat het om de denk
beeldige situatie (alsof) dat de boot direct kan worden
verkocht. Indien in de praktijk feitelijke of juridische
beperkingen aanwezig zijn doet niet ter zake.
Daarnaast is niet bepalend of een schip in volle omvang in
gebruik te nemen is voor de vaststelling van de waarde.
Artikel 220 e van de Gemeentewet geeft aan dat de heffings
maatstaf wordt vastgesteld naar de toestand aan het begin
van het kalenderjaar en kan maximaal gelden voor een perio
de van vier jaren.
1.3 Vrijstellingen
Overeenkomstig de bepalingen voor de onroerende-zaakbelas
tingen zijn dezelfde vrijstellingen van toepassing ver
klaard middels artikel 221 juncto 220 d, Gemeentewet zoals
onder andere de "kerke vrijstelling"
1.4 Tarief
Het tarief wordt vastgesteld per f 5.000,van de hef
fingsmaatstaf overeenkomstig de onroerende-zaakbelastingen.
Artikel 221 lid 3 Gemeentewet stelt dat het tarief voor de
roerende-zaakbelastingen gelijk moet zijn aan het binnen de
gemeente gehanteerde tarief voor de onroerende-zaakbelas
tingen