Blad 4
college geadviseerd op 21 april 1997 (Bijlage III: advies
Monumentencommissie, d.d. 21-04-1997).
De commissie ondersteunt het voorstel tot aanwijzing van de
Joodse Begraafplaats als rijksmonument en kan zich vinden
in de omschrijving en waardering van het volledige complex
zoals die is geformuleerd door de Rijksdienst voor de
Monumentenzorg. De commissie maakt echter één voorbehoud:
met betrekking tot het deelcomplex van de Algemene
Begraafplaats stelt zij dat zij "de graftekens ter plaatse
van afdeling (1), en enkele daarbuiten (-) in aanmerking
vindt komen om van rijkswege te worden beschermd"
Voor wat de Joodse Begraafplaats betreft, heeft het college
op 22 mei 1997 de eigenaar, zijnde de Joodse Gemeente,
gehoord. Er zijn geen anderszins zakelijk gerechtigden noch
hypothecaire schuldeisers.
De eigenaar werd bij de hoorzitting vertegenwoordigd door
de heren M. Cohen en B. Troostwijk, resp. voorzitter en
secretaris van de Joodse GemeenteZij hebben verklaard dat
de Joodse Gemeente zonder voorbehoud akkoord gaat met
registratie van de Joodse Begraafplaats als rijksmonument
(Bijlage IV: verslag hoorzitting met Joodse Gemeente).
Voor wat de Algemene Begraafplaats betreft, hebben wij op 8
april 1997 de eigenaar, zijnde de gemeente Leeuwarden,
gehoord. Er zijn geen anderszins zakelijk gerechtigden noch
hypothecaire schuldeisers.
De eigenaar werd bij de hoorzitting vertegenwoordigd door
de heren N. Santema en P. Braam, respectievelijk teamleider
Bedrijfsbureau van de Sector Beheer Openbare Ruimte en
ontwerper groenvoorziening van de Sector Beheer Openbare
Ruimte. Zij hebben verklaard in te stemmen met het voorstel
tot herregistratie van de Algemene Begraafplaats, behoudens
de bovengenoemde passage op pagina 6 over de graftekens
"(-) en worden niet van rijkswege beschermd". Afgesproken
werd vervolgens dat de Sector Beheer Openbare Ruimte een
nadere motivering voor de bedenkingen tegen deze zinsnede
zou formuleren. Dat heeft de sector gedaan met een memo van
19 juni 1997 (Bijlage V: verslag hoorzitting met Gemeente
Leeuwarden en aanvullend memo door de Sector Beheer
Openbare Ruimte)
In de memo wordt gepleit voor bescherming van de grafmo
numenten. Behalve dat de monumenten in belangrijke mate
bijdragen aan de sfeer en karakteristieke beeldvorming van
de begraafplaats, wordt beargumenteerd dat het eventueel
niet-beschermen de vrijheid laat om anders met de begraaf
plaats om te gaan dan wenselijk is.
Naast de eigenaar van de Algemene Begraafplaats hebben wij
gemeend de Stichting Oude Begraafplaats als directe
belanghebbende te moeten horen, daar deze stichting nauw
betrokken is bij het tegenwoordige beheer van de
Blad 5
begraafplaats en bij het tot stand brengen van een
conserveringsplan
De stichting werd bij de hoorzitting vertegenwoordigd door
de heer L.A.H. Bok in zijn kwaliteit van secretaris. Ook de
stichting bleek te zijn gevallen over de formuleringen met
betrekking tot de (bescherming van de) graftekens. Voorts
heeft de stichting enkele opmerkingen over formuleringen in
de complex-omschrijving gemaakt en tenslotte heeft zij een
feitelijke onjuistheid in de complex-omschrijving
geconstateerd. Tijdens de hoorzitting werd afgesproken dat
de stichting een nadere schriftelijke toelichting zou
opstellen. Dat heeft zij gedaan op 28 mei 1997 (Bijlage VI:
verslag hoorzitting met Stichting Oude Begraafplaats en
nadere schriftelijke toelichting)
In de toelichting stelt de stichting dat de formulering "en
worden niet van rijkswege beschermd" met betrekking tot de
graftekens, verwijderd zou moeten worden uit het voorstel
tot herregistratie. Verder wordt als feitelijke onjuistheid
opgemerkt, dat er geen afdelingen "4a en 4b" bestaan. Dit
zou naar de mening van de stichting gewijzigd moeten worden
in "4 en 4, nieuwe gedeelte".
De conclusie voor de Joodse Begraafplaats kan luiden dat er
geen bedenkingen tegen en/of opmerkingen over het voorstel
tot bescherming zijn.
De conclusie voor de Algemene Begraafplaats is dat er geen
bedenkingen tegen het voorstel "an sich" voor herregi
stratie zijn, doch dat er door de adviserende en gehoorde
partijen wel kritische noten van gelijkluidende strekking
worden geplaatst bij de wijze waarop die herregistratie
gestalte zou moeten krijgen. Dit betreft in het bijzonder
de (formuleringen over de) grafmonumenten.
Voorstel
Het voorgaande in overweging nemende en onder mededeling
dat de Raadsadviescommissie Stadsontwikkeling u op 26
augustus 1997 heeft geadviseerd met ons voorstel in te
stemmen, stellen wij u voor het volgende advies uit te
brengen aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschappen
De gemeenteraad stemt in met het voornemen tot plaatsing
van de Joodse Begraafplaats op de rijksmonumentenlijst.
De gemeenteraad stemt eveneens in met de voorgestelde
herregistratie van de Algemene Begraafplaats, doch met de
kanttekening dat de perkaanduiding van de vierde afdeling
zou dienen te worden gewijzigd in 4 en 4-nieuwe gedeelte,
en met uitzondering van de tegenstrijdige passages
betreffende de grafmonumenten in de Omschrijving onderdeel
X- Met betrekking tot dit laatste punt adviseert de
gemeenteraad de minister om de zinsnede "en worden niet