11.1. van de MBV. Dit is een vorm van bestuursdwang, waarop hoofdstuk 5 van
de Awb van toepassing is".
HOOFDSTUK 4
Artikel 4.15 Verbod te bouwen als de bouw is stilgelegd 1. Motivering
Artikel 4.15 is het sluitstuk op de ambtelijke bouwstop. Dit artikel verbiedt
te bouwen, of daarmee verder te gaan, als de bouw is stilgelegd. Deze
ambtelijke bouwstop o.g.v. artikel 100 Woningwet en artikel 11.1 Model
bouwverordening verdwijnt en maakt plaats voor het stilleggen van de bouw
krachtens de bestuursdwangbevoegdheid van burgemeester en wethouders. Zie
hiervoor de onderstaande motivering bij hoofdstuk 11, artikel 11.1 van deze
serie wijzigingen.
Bij het stilleggen van de bouw op grond van de bestuursdwangbevoegdheid is een
expliciet verbod om verder te bouwen niet nodig, omdat dit direct voortvloeit
uit de bestuursdwangaanschrijving zelf.
II. Wijziging van de verordening
Artikel 4.15 wordt geschrapt.
III. Wijziging van de toelichting
De tekst in de toelichting over artikel 4.15 wordt geschrapt.
HOOFDSTUK 11 HANDHAVING
Artikel 11.1 Bevel tot stilleggen van de bouw
IMotivering
Onderstaande wijziging houdt verband met de inwerkingtreding van de derde
tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Het huidige artikel 100, tweede lid van de Woningwet kent aan de door
burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar, belast met het toezicht op de
naleving van de bouwregelgeving, de bevoegdheid toe de bouw stil te leggen.
Dit gebeurt in gevallen waarin wordt gebouwd in strijd met de bij of krachtens
de Woningwet gegeven voorschriften. De gevallen waarin deze bevoegdheid geldt
en de daarbij in acht te nemen procedure, zijn in artikel 11.1 van de Model
bouwverordening nader uitgewerkt. De huidige toelichting op artikel 11.1.
vermeldt dat het bevel tot stilleggen geen beschikking is, maar moet worden
gezien als een feitelijke handeling, waartegen een procedure bij de
burgerlijke rechter gevoerd kan worden. Gaandeweg is deze visie veranderd. Er
zijn enkele uitspraken van rechtbanken bekend geworden waarin is vastgesteld
dat het stilleggen van de bouw een aan een ambtenaar geattribueerde bestuurs
dwangbevoegdheid is.
De derde tranche van de Awb, welke bepalingen over bestuursdwang bevat, stelt
dit nu buiten twijfel. Het stilleggen van (bouw)werkzaamheden valt onder de
omschrijving van bestuursdwang.
De Aanpassingswetten I en II van de Awb werken de gevolgen voor de bijzondere
wetgeving, zoals de Woningwet, uit. De invoering van een bestuursdwang
bevoegdheid om de bouw stil te leggen door een ambtenaar wordt om twee redenen
afgewezen. Ten eerste hecht men er veel belang aan dat alleen politiek
verantwoordelijke organen over de bestuursdwangbevoegdheid beschikken. De
2
tweede reden is meer praktisch van aard. Men wil voorkomen dat ambtenaren
beslissingen op bezwaar moeten nemen, terwijl zij niet steeds over de vereiste
(juridische) expertise beschikken.
Met de inwerkingtreding van de derde tranche van de Awb zijn het, ten aanzien
van beslissingen op basis van de Woningwet, alleen burgemeester en wethouders
die beschikken over de bevoegdheid om met bestuursdwang de bouwwerkzaamheden
stil te leggen. De feitelijke gang van zaken hoeft hierdoor echter niet te
veranderen. In de toelichting op de Aanpassingswet Derde Tranche Awb deel II
wordt gesteld dat burgemeester en wethouders de bestuursdwangbevoegdheid, in
de vorm van het stilleggen van bouwwerkzaamheden, kunnen mandateren aan de met
het toezicht belaste ambtenaren.
Het aangepaste artikel 100 van de Woningwet vermeldt dat de toepassing van
bestuursdwang bestaande uit het stilleggen van werkzaamheden indien wordt
gebouwd in strijd met de bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften,
alleen mag plaatsvinden in de bij de bouwverordening gegeven gevallen en
overeenkomstig de daarbij gegeven voorschriften.
Onderstaande wijziging voorziet daarin.
De nu in artikel 11.1 opgesomde gevallen wanneer de bouw kan worden
stilgelegd, blijven ongewijzigd. De bevoegdheid komt nu echter niet meer toe
aan een ambtenaar maar aan burgemeester en wethouders. De in het tweede lid
voorgeschreven verplichting om een proces-verbaal te maken vervalt. De
bestuursdwangaanschrijving tot stillegging van de bouw vormt nu de beschikking
waartegen bezwaar en beroep mogelijk is. De vraag of en wanneer de bouw kan
worden hervat zal afhangen van de besluitvorming die volgt op de gegeven
bestuursdwangaanzeggingDit behoeft niet meer expliciet te worden geregeld in
de bouwverordening zodat het derde en vierde lid kunnen worden geschrapt.
Gezien het feit dat de bestuursdwangbevoegdheid door de wet en de juris
prudentie in voldoende mate wordt geclausuleerd zien wij geen aanleiding om in
de verordening nog nadere voorschriften op te nemen waaraan de bestuursdwang-
uitoefening moet voldoen.
Wijzigingen in de bouwverordening
De tekst van artikel 11.1 wordt vervangen door:
Artikel 11.1 Stilleggen van de bouw
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bouw stil te leggen indien er wordt
gebouwd
a zonder bouwvergunning;
b in afwijking van de bouwvergunning;
c zonder mededeling als bedoeld in artikel 4 2 van de Woningwet, die inhoudt
dat er mag worden gebouwd;
d in afwijking van de melding als bedoeld in artikel 42 van de Woningwet;
e op grond van artikel 42 of 43 van de Woningwet en er niettemin wordt
geconstateerd, dat er wordt gebouwd in afwijking van het Bouwbesluit;
f in afwijking van de voorschriften van de bouwverordening.
III. Wijzigingen in het deel toelichting
De tekst van de toelichting vanaf kopje "Algemeen" tot aan "Artikel 11.2
overtreding van het verbod tot ingebruikneming" wordt geschrapt en vervangen
door
3