het besluit. Dit strookt ook met de stelling dat de feitelijke gang van zaken
rond het stilleggen van de bouw niet behoeft te wijzigen.
Het lijkt ons echter evenzeer denkbaar dat niet in alle situaties de toestand
voldoende nijpend is om van een voorafgaande waarschuwing af te zien. Dit zal
mede kunnen afhangen van eventueel gevaar of hinder die uit de bouwwerk
zaamheden voortvloeit, de mogelijkheid om de werkzaamheden later ongedaan te
maken of de mogelijkheid om de bouw alsnog te legaliseren. Een voorafgaande
waarschuwing zal veelal kunnen bestaan uit een standaard document waarin de
feiten en omstandigheden worden ingevuld. De opschriftstelling van zo'n
besluit zal dan ook niet veel tijd in beslag nemen. Bovendien verdient uit
oogpunt van rechtsbescherming het vooraf geven van een schriftelijke
waarschuwing natuurlijk de voorkeur.
Pas als het besluit schriftelijk is meegedeeld is er de mogelijkheid om op
grond van de Awb een voorlopige voorziening te vragen opdat het bestuurs-
dwangbesluit wordt geschorst. Ook indien dit besluit pas achteraf, na de
feitelijke toepassing van bestuursdwang bekend wordt gemaakt staan de normale
rechtsmiddelen van de Awb open en zal de rechter achteraf de rechtmatigheid
van het ingrijpen beoordelen.
Het feit dat vanwege onverwijlde spoed geen voorafgaande schriftelijke
waarschuwing verstuurd wordt betekent niet dat er bij de besluitvorming geen
zorgvuldige belangenafweging behoeft plaats te vinden. Het kan voorkomen dat
het halverwege staken van de bouwwerkzaamheden tot onaanvaardbare situaties
leidt. Denk aan het halverwege staken van de bouw van een dakkapel met het
risico van inregenen. In deze situaties moet altijd afgewogen worden in
hoeverre het beter is om toch door te bouwen of om tijdelijke noodvoor
zieningen aan te brengen. Ook is het mogelijk om bij de al dan niet mondeling
gegeven bestuursdwangwaarschuwing een termijn te gunnen van enkele uren waarna
de bouw moet zijn gestaakt. Indien de gegeven last niet is opgevolgd kan na de
gegeven tijdsperiode bestuursdwang worden toegepast. Indien de situatie
zodanig spoedeisend is dat van een voorafgaande schriftelijke waarschuwing
wordt afgezien zal de bestuursdwangtoepassing uiteraard zo spoedig mogelijk
gevolgd moeten worden door de schriftelijke vastlegging van het besluit en de
bekendmaking daarvan.
Het feit dat er nu op grond van de bouwverordening geen (bestuursrechtelijk)
proces-verbaal meer behoeft te worden opgesteld, betekent overigens niet dat
voor het instellen van strafvervolging geen (strafrechtelijk) proces-verbaal
meer behoeft te worden opgesteld. Het bouwen zonder of in afwijking van een
bouwvergunning blijft immers op grond van de artikelen 107 en 108 van de
Woningwet een strafbaar feit. Ingevolge artikel 113 van de Woningwet is
eveneens de door de burgemeester aangewezen met het bouwtoezicht belaste
ambtenaar bevoegd om deze strafbare feiten op te sporen. Het strafrechtelijke
proces-verbaal kan dus ook door deze ambtenaren worden opgesteld.
Artikel 11.3 Onderzoek van water
1. Motivering
In artikel 11.3 wordt aan de eigenaar en de gebruiker van een gebouw de
verplichting opgelegd toe te staan dat er monsters worden genomen van het
drink- en werkwater, dat niet door middel van een aansluiting op de
waterleiding wordt verkregen. Dit voorschrift is met de inwerkingtreding van
6
hoofdstuk 5 van de Awb per 1 januari 1998 overbodig geworden. Artikel 5:18,
eerste lid, jo artikel 5:20, eerste lid van de Awb regelen de bevoegdheid tot
monsterneming door de toezichthoudende ambtenaar van het bouw- en woning
toezicht
II. Wijziging van de verordening
Artikel 11.3 wordt geschrapt.
III. Wijziging van de toelichting
De tekst in de toelichting over artikel 11.3 wordt geschrapt.
Artikel 11.4 Onderzoek naar een gebrek
Het eerste lid van artikel 11.4 bevat een regeling waarin burgemeester en
wethouders medewerking kunnen afdwingen bij het uitvoeren van onderzoekingen
waaronder begrepen opmetingen, ontgravingen en opbrekingen. De verplichting om
dergelijke onderzoekingen toe te staan is met de inwerkingtreding van de derde
tranche geregeld in artikel 5:18 van de Awb zodat deze bepaling overbodig is
geworden
In het tweede lid van artikel 11.4 is geregeld dat ook derden het uitvoeren
van onderzoekingen als bedoeld in het eerste lid moeten dulden. Ook deze
bepaling is met de inwerkingtreding van de derde tranche Awb overbodig
geworden. In artikel 5:20 Awb is bepaald dat een ieder verplicht is aan een
toezichthouder binnen de door hem gestelde redelijke termijn alle medewerking
te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn
bevoegdheden
II. Wijziging in de verordening
Artikel 11.4 wordt geschrapt.
III. Wijziging in de toelichting
De tekst in de toelichting over artikel 11.4 wordt geschrapt.
HOOFDSTUK 12
Artikel 12.1 Strafbare feiten
I. Motivering
Artikel 12.1 legt exact vast op overtreding van welke voorschriften van de
bouwverordening straf is gesteld. Hierbij wordt zowel artikel 4.15 als artikel
II.4, tweede lid genoemd. Artikel 4.15 wordt geschrapt in verband met het
wegvallen van de ambtelijke bouwstop. Zie hiervoor de toelichting op hoofdstuk
4 van deze serie wijzigingen. Ook artikel 11.4 vervalt in verband met de
inwerkingtreding van de derde tranche Awb. In de opsomming in artikel 12.1
moet artikel 4.15 en artikel 11.4, tweede lid dus worden geschrapt.
II. Wijziging van de verordening
In artikel 12.1 worden de aanduidingen "114.1511 en 1111.4, tweede lid"
geschrapt
ARTIKEL B OVERGANGSBEPALINGEN
Op een aanvraag om bouwvergunning, vrijstelling of toestemming anderszins, die
is ingediend voor het tijdstip waarop deze wijzigingsverordening van kracht
wordt en waarop op genoemd tijdstip nog niet is beschikt, zijn de bepalingen
van de bouwverordening van toepassing, zoals deze luiden voor de onderhavige
7